Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 888]
| |
Baurain enz., was de zoon van Johannes van Croy, Heer van Roeulx, die de jongste zoon was van Antonius van Croy en Margaretha van Lotharingen. Zijne moeder was Johanna, erfdochter van Cresques. Van zijne eerste jaren is niets bekend; doch zijn aanzien blijkt uit de waardigheden, die hij bekleedde, en uit zijne benoeming tot Vliesridder in 1505. Met roem streed hij in den Gelderschen oorlog, en in dien tegen Venetie, in welken hij gevangen genomen werd. Hij was pair en pannetier van Henegouwen, Gouverneur en Kapitein-Generaal van Artois, raad, kamerheer en Groot Maarschalk van Karel V. Later, in 1512, was hij opperhofmeester aan diens hof, en als zoodanig volgde hij hem in 1515 op zijne huldigingsreis in de Nederlanden. In het volgende jaar werd hij gelast, om, met den kanselier en wapenkoning, Koning Frans I, na diens benoeming tot Vliesridder, den mantel en halsketen te brengen, en hem den eed af te nemen. Vervolgens volgde hij zijnen meester naar Spanje, en deed dienst op het steekspel te Valladolid; doch keerde in hetzelfde jaar terug, om Ferdinand den Aartshertog herwaarts te brengen. Ook hij werd tot loon zijner bemoeijingen met 5000 pond vereerd, en overleed den 17den Junij 1524. Hij liet na twee zonen, Adriaan, een der voortreffelijkste veldheeren onder Keizer Karel V, wiens beide zonen hier volgen, en Eustachius, bisschop van Arras, die in 1538 overleed. Zie Hoogstraten, Woordenboek, D. III. bl. 407; van Mieris, Hist. der Ned. Vorst., D. I. bl. 374; du Rieu, Intrede en Inhuld. van Karel V tot Graaf van Holl., bl. 94, 95. |
|