Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 859]
| |
hout genaamd, was heer van Werkendam en Vrijhoeven, voorzittend raad in den hove van Holland, en werd in 1608 met nog twee anderen afgevaardigd, om Amsterdam tot het twaalfjarig bestand te doen bewilligen, waarin men gelukkig slaagde. Hij werd in 1619 benoemd tot een der vier en twintig regters, over de drie staatsgevangenen, waaraan hij zich wilde onttrekken, om zijne vriendschap tot Oldenbarnevelt, met wien hij in verschillende commissien was werkzaam geweest, en tot de Groot en Hogerbeets, wiens kinderen hij ten doop had gehouden; doch zijne bezwaren vonden geen ingang. Men leest niet dat hij zijne stem ten voordeele zijner voormalige vrienden verheven heeft. Hij overleed den 22sten Maart 1641, was curator der Leidsche hoogeschool van 1626 tot 1635, en medebedijker van de Beemster, met zijnen broeder, Bartholomeus, Burgemeester van Amsterdam, die niet moet verward worden met Bartholomeus Cromhout, door wiens bijzonder aanzienlijke bijdragen men wil, dat de fraaije Roomsche kerk te Purmerende tot stand kwam. Het wapen van Cromhout, was gedeeld, links van zilver met een halven arend van sabel, regts doorsneden met een dwarsbalk van goud, beladen met een boomtak, boven en onder van sabel met een schuinen balk van goud.
Zie Wagenaar, Vaderl. Hist., D. IX. bl. 429, D. X. bl. 340; van Wijn, Bijv. en Aanm. op Wagenaar, D. X. bl. 100; Siegenbeek, Gesch. der Leidsche Hoogesch., D. II. Toev. en Bijl. bl. 12; de Navorscher, D. VII. bl. 231. |
|