[Frans Craneveldt]
CRANEVELDT (Frans), geboren te Nijmegen uit een oud en aanzienlijk geslacht, omstreeks het jaar 1473 of 1474. Hij legde de gronden zijner studien aan het gymnasium te Rijssel, werd in 1510 te Leuven tot doctor in de beide regten bevorderd, kort daarop tot pensionaris van Brugge aangesteld en in 1552 tot raadsheer in den hoogen raad van Mechelen verheven.
Op zestigjarigen leeftijd begon hij met het aanleeren der Grieksche taal en slaagde daarin zoo gelukkig, dat hij de volgende werken in het Latijn kon overzetten. Deze zijn:
Basilii Magni homiliae IV, etc. Lov. 1534, 8o.
Procopii libri VI de aedificiis Justiniani Imp. cum Theodorici Adamaei annotationibus. Paris, 1577, 4o.
Ook schreef hij eene opdragt aan Paus Paulus III voor het werk van zijnen vriend Johannes Ludovicus Vives: De veritate fidei Christianae, welks uitgave hij na diens dood bezorgde en met wien hij zoowel als met andere geleerden, als Erasmus, Thomas Morus, Petrus Nannius en Adri. aan van Baerland in vriendschapsbetrekking stond en briefwisseling gehouden heeft.
Hij overleed te Mechelen den 4den October 1564, nalatende een zoon, Jodocus genaamd, die raadsheer in het hof van Gelderland geweest is.
Zie Sweertius, Ath. Belg., p. 242; Foppens; Bibl. Belg., p. 290, 291, Kok, Vaderl. Woordenb., D. X. bl. 567; Saxe, Onomast. Liter. T. III. p. 174; Janssen, Kerkherv. te Brugge, D. I. bl. 80.