geschied, gelukte het Costerus der waakzaamheid van de Britsche oorlogschepen, die in de Noordzee kruisten, te ontsnappen. Ongelukkig ontstond in den nacht van den 25sten Februarij een hevigen storm die meer en meer toenam, met dat gevolg, dat de Utrecht tegen de klippen van Sanda, een der Orcadische eilanden, geworpen en grootendeels verbrijzeld werd, bij welke ramp een twintig- of dertigtal manschappen verloren ging. De kapitein verantwoordde zich voor de hooge militaire vierschaar en werd van alle verzuim vrijgesproken. Na de omwenteling in 1813, werd hij den 1sten Julij 1814 bij de Nederlandsche marine geplaatst als kapitein ter zee.
Zie de Jonge, Gesch. van het Nederl. Zeew., D. VI. St. II. bl. 589.