[Gadso Coopmans]
COOPMANS (Gadso), zoon van den voorgaande, werd geboren te Franeker in het jaar 1746, oefende zich aan de hoogeschool aldaar, aan het Athenaeum te Amsterdam en aan de Groninger hoogeschool in onderscheidene wetenschappen, onder welke de geneeskunde nogtans zijne hoofdstudie was. In 1770 tot doctor in de geneeskunde bevorderd, werd hij daarin Hoogleeraar te Franeker, welk ambt hij met grooten roem bekleedde tot 1787, na in 1786 bekroond te zijn over eene Beschouwing van het water, als oordeel over ziekten.
Gedurende de staatkundige gebeurtenissen van 1786 en 1787, was de stad Franeker het middelpunt van de verrigtingen der patriotten in Friesland. Onder dezen behoorde Coopmans, en nam hij als lid der aldaar opgerigte Burger-Societeit, met zijne ambtgenooten Manger, Valckenaer en van Kooten, een belangrijk deel in de gebeurtenissen van die dagen. Het gevolg hiervan was, dat hij met dezen werd afgezet, en bij den inval der Pruissen in 1787 het raadzaam oordeelde, met vrouw en kinderen de wijk te nemen. Hij vertrok eerst naar Steinfurt en vervolgens naar Aken, waar hij zijne echtgenoote verloor. Na hare begrafenis te Vaals, begaf hij zich naar Brabant, waar hij niet alleen vrijheid erlangde om de geneeskunst uit te oefenen, maar zelfs te Brussel tot Hoogleeraar beroepen en tot lijfarts van den Graaf van Trautmansdorf benoemd werd. De Belgische omwenteling noopte hem naar Frankrijk te trekken. Hij hield zich een jaar te Charleville op, waarna Christiaan VII, Koning van Denemarken, hem tot Hoogleeraar in de scheikunde aan de hoogeschool te Koppenhagen beriep.
Hij vertrok met zijn gezin in 1791 derwaarts, doch werd in 1793 in de zelfde hoedanigheid naar de hoogeschool te Kiel verplaatst. In 1796 verzocht en verkreeg hij zijn ontslag, en begaf zich met der woon naar het door hem gekochte aanzienlijke landgoed, Oë genaamd, in het Hertogdom Sleeswijk. Hier woonde hij tot in 1807, toen de zucht om zijn vaderland weder te zien, hem naar Holland deed terugkeeren. Hij zette zich te Amsterdam als geneesheer neder, waar hij geacht en bemind, door allen die hem kenden, den 5den Augustus 1810 overleed.
Als geneesheer maakte zich Coopmans bekend door het werk getiteld:
Opuscula physico-medica, vol. I. Koppenh. 1793. 8o.
Meer beroemd was hij als latijnsch dichter. IJverig voorstander zijnde van de koepok-inënting, zag hij zijn dichtgeest daardoor opgewekt, om het schoone gedicht te leveren, getiteld:
Varis; sive Carmen de Variolis, Franeker 1787. 4o, hetwelk zoo voortreffelijk was, dat de beroemde Goëthe er zich door opgewekt gevoelde, om er eene Hoogduitsche ver-