dat de poort anders dan in zijne tegenwoordigheid zou worden geopend, en verliet hij het gezelschap om de ronde te doen en te onderzoeken of al de posten behoorlijk wacht hielden. De Spaarnwouderpoort was slechts door één man bezet; de Schalkwijkerpoort stond geheel open en de ophaalbrug was nedergelaten.
Op de brug stond een man, Tijs Floriszoon geheeten, met groote opmerkzaamheid naar den Sparendammerdijk heen te zien, alsof hij iets van dien kant verwachtte. Colterman vroeg hem waar de wacht was, doch kreeg ten antwoord, dat hij het niet wist en slechts hier gekomen was om de melksters uit te laten. Colterman den man strak in de oogen ziende, en daarop zijne blikken ook naar den dijk wendende, scheen het hem toe alsof hij in die rigting schepen zag zeilen, en op zijn vraag daarnaar ten antwoord kreeg, dat het eenige vendels der vijanden waren. Colterman hevig ontzet, wilde Tijs Floriszoon te lijf, maar deze zette het op een loopen. Nu klopte hij in allerijl de nabij wonende burgers op, welke hem hielpen de brug ophalen en de poort sluiten; vervolgens verspreidde hij alarm door de stad, en zoo werd Haarlem door hem uit de handen der vijanden, die reeds in aantogt waren, voor den verraderlijken overval gered. Om nu voortaan dergelijke aanslagen voor te komen, besloot men aan den Gouverneur van het Noorderkwartier aanvraag te doen om meerdere bezetting, en het was al wederom door Colterman, die zich daartoe dadelijk op reis had begeven, dat aan dien wensch spoedig werd voldaan.
's Mans verder levenslot is onbekend. Of hij die Johan Colterman geweest is, die Rentmeester-Generaal van Kennemerland en Raad in de vroedschap van Haarlem was, en gehuwd geweest is met Anna van Schoonhoven, durven wij niet beslissen. Laatstgenoemde had een zoon, Gerard genaamd, die Heer in Kallantshoek, Raad en Schepen van Haarlem geweest is, die in 1654 in het huwelijk trad met Margriet Dicx; die in 1668 namens de algemeene Staten, met Jakob van der Steen en Nikolaas Vivien naar Zeeland vertrok, om de Staten van dat gewest tot het ontwerp van Harmonie over te halen, en die in 1670 overleed, nalatende een zoon, Cornelis, die Raad en Burgemeester te Haarlem geweest en overleden is in 1703.
Zie Bor, Nederl. Oorl., B. VI. bl. 372, (270), 373, (271), 374, (272), 377, (374), 380, (279), 396, (288); Marcus, Sentent. van den Hertog van Alva, bl. 60; Wagenaar, Vaderl. Hist., D. XIII. bl. 335; Wievsbitsky, Tachtigjarige Corlog, D. II. bl. 76-78, uit medegedeelde berigten aangevuld.