Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Menno, Baron van Coehoorn van Houwerda]COEHOORN VAN HOUWERDA (Menno, Baron van), zoon van Philibert of Pybe, Baron van Coehoorn van HouwerdaGa naar voetnoot(1), begaf zich even als zijne beide neven in Nederlandschen krijgsdienst, waarin hij tot den rang van Luitenant-Kolonel der Infanterie opklom. Toen in den aanvang van den oorlog over de Spaansche erfopvolging Roermond in 1703 door de bondgenooten was ingenomen, werd Coehoorn tot Kommandant dezer vesting en Majoor der Provincie Gelre benoemd. Hij was eigenaar der heerlijkheid Dommelrode bij St. Oedenrode, alwaar hij in hoogen ouderdom overleed, terwijl zijn stoffelijke overschot in de kerk van dit dorp werd begraven. Coehoorn was twee keer gehuwd, eerst met Jacoba van Schrieck, bij wie hij vijf kinderen verwekte, waaronder Coenraad Gideon van Coehoorn van Houwerda, die volgt. Op het laatst van 1707 hertrouwde hij met Johanna Menthen, die hem acht kinderen schonk. De nakomelingen uit dit laatste huwelijk verzaakten later de godsdienst hunner ouders en gingen tot het Pausdom over.
Zie Ferwerda, Wapenb.; Halmael en de Haan Hettema, Stamboek van den Frieschen Adel, D. I. bl. 85, II. bl. 55; de Navorscher, D. IV. bl. 113, V. Bijbl., bl. 120. |
|