zijne Majesteit te houden, en denzelven tegen een ieder te dienen, in hetgeen hun wegens Zijne Majesteit zal worden bevolen te gehoorzamen, alles ingevolge de verpligting van hunne Leenen en Eed, alsmede om te renuncieren van alle verbonden, confederatiën en obligatiën ten contraire.’ Hij verscheen op deze dagvaarding en wist zich zoo goed te verantwoorden, dat hij Ontvanger bleef tot aan zijn overlijden, den 31sten Maart 1568.
Zijne echtgenoot was Anna van Oudheusden, die hem overleefde en vele onaangenaamheden ondervond, daar al de goederen van Coebel, die een man van groot vermogen en aanzien was, werden aangeslagen en in 1576 verkocht, vermits in de laatste twee jaren zijner bediening 's Lands middelen niet naar behooren hadden kunnen worden ingevorderd.
Zie de Riemer, Beschr. van 's Grav., D. I. St. II. bl. 721; Scheltema, Staatk. Nederl.; d'Yvoy van Mydrecht en Beeldsnijder, Verbond en Smeekschriften der Edelen, bl. 57, in welk werkje zijne handteekening voorkomt.