ren aldaar vertoefd te hebben, vertrok hij in 1805, met een particulier schip, naar Java, waar hij in 1808 in krijgsdienst trad en als eerste Luitenant-adjudant bij den Staf van den Generaal Daendels geplaatst werd, doch hij verwisselde in 1809 deze betrekking met die van Ambtenaar Pakhuismeester bij de Nederlandsche factorij op Decima, waar hij den 20sten van dat jaar met het Hollandsche koloniale schip de Goede Trouw aankwam.
Hier stond Cock Blomhoff het opperhoofd van den Japanschen handel, Hendrik Doeff, kloekmoedig ter zijde, toen in Julij 1813 voor Decima twee schepen onder Hollandsche vlag verschenen, waar zich een Engelsch Commissaris aan boord bevond, schijnbaar om de Nederlandsche factorij in bescherming te nemen, doch eigenlijk om die voor de Engelschen in bezit te nemen, bij welke gelegenheid Doeff alle aanbiedingen der Engelschen, hoe voordeelig ook, van de hand wees. Na het tusschen Doeff en den Engelschen Commissaris, Willem Wardenaar, gesloten contract, vertrok Cock Blomhoff in December 1813, met den titel van Opperhoofd bij voorraad, naar Java, om met de Engelschen, voor zoolang zij Java in bezit zouden hebben, een handelsverdrag te sluiten, doch werd door den Engelschen Gouverneur Thomas Stamford Raffles, tegen alle regt en billijkheid, gevangen genomen en naar Engeland gezonden. Tijdens zijne gevangenschap op Java deden hem de Engelschen allerlei voordeelige aanbiedingen, indien hij hun behulpzaam wilde zijn, om hun oogmerk tot het in bezit krijgen onzer factorij, op Decima, te bereiken; doch alle deze schitterende aanbiedingen, onder anderen eene som van vijftien duizend Rijksdaalders, indien hij het geheime sein tot toelating der schepen in Japan openbaarde, wees hij als man van eer en geweten van de hand.
In Engeland aangekomen, werd hij oogenblikkelijk op vrije voeten gesteld, daar intusschen het onafhankelijk bestaan van Nederland was hersteld. Nu keerde hij naar Nederland terug, bood Willem I zijne hulde aan, maakte hem met den staat van zaken in Japan bestemd, en werd door den Koning bestemd tot opvolger van Doeff, als opperhoofd van den Nederlandschen handel op Japan. Uithoofde van de terugkomst van Napoleon van Elba niet kunnende uitzeilen, werd hem gedurende zijn verblijf hier te lande de betrekking opgedragen van Administrateur en Boekhouder bij 's Rijks Approvisionnements-magazijnen voor het leger te Dordrecht.
Eerst in 1816 vertrok hij naar Java en van daar naar Japan, waar hij den 6den December van dat jaar zijne nieuwe betrekking aanvaardde. In 1818 werd Blomhoff benoemd tot Ridder van den Nederlandschen Leeuw. Hij wist den handel op Japan weder in dien voor ons voordeeligen toestand te brengen, waarin die zich van 1752-1764 had bevonden. In 1823 werd hij na een voortreffelijk bestuur van zeven jaar vervangen door het nieuw benoemde Opperhoofd de Sturler,