nalatende, dat de opheldering der Aardrijkskunde aan weinigen grooter verpligting heeft dan aan den geleerden en onvermoeid werkzamen Cluverius. Hij was een Aardrijkskundige, niet op de manier der Boekgeleerden, maar gelijk de Ouden, uit de levendige beschouwing der plaatsen zelven, door te reizen. Hij verstond en sprak behalve het Grieksch en Latijn, Hoog- en Nederduitsch, ook Fransch, Engelsch, Italiaansch, Boheemsch, Hongaarsch en Poolsch. De schriften, welke hij heeft nagelaten, zijn de volgende:
Commentarius de tribus Rheni alveis et ostiis, item de quinque populis quondam accolis, scilieet de Taxandris, Batavis, Caninefatibus, Frisiis, ac Marsacis, etc. Lugd. Bat. 1611. 4o., welk werk door Flud a Ghilde, Regtsgeleerde, in het Nederduitsch vertaald is onder den titel van:
Batavische Out-heiden, ofte verhandeling over de drie uytlopen en monden van den Rhyn, mitsgaders wegens de vyf volken, die eertijds aan deselve gewoond hebben, te weten de Taxanderen, Batavieren, Caninefaten, Friesen en Maresaten. 's Hage 1709. 2 deelen met platen. 8vo., de tweede druk vermeerdert met eene Inleydinge tot de Batavische Oudheeden, een Geographie van 't Out Batavië, omstandig berigt wegens P Cluverius Batavische Outheden en eenige Landkaarten door Jakob Love. Amst. 1719, 1724, 2 deelen met pll. en kaartt. 8vo.; terwijl Pontanus tegen dit werk de Rheni divortiis. Harderw. 1614, Amst. 1617 schreef.
Germaniae antiquae iibri tres. Adjectae sunt Vindelicia et Norieum. L.B. 1616, folio. tweede druk L B 1630. fol.
Sicilia Antiqua item Sardinia et Corsica. L.B. 1609. folio en na zijn dood Italia antiqua. L.B. 1624. folio.
Insgelijks is na 's mans dood uitgekomen:
Introductionis in universam Geographiam tam veterem quam novam Libri VI, quibus adjuncta est Daniëlis Heinsii Oratio; In obitum Philippi Cluverii. L.B. 1824. 4o, welk werk sedert veelmalen herdrukt is, als: Paris. 1625. 12o cum Petri Bertii Breviario orbis terrarum. L.B. 1641; Tabulis aeneis et gemino Indice aucti. Brunsv. 1641. 4o. Tabulis Geographicis XLVI et Notis olim ornati a Joh. Bunone, dein locupletati additamentis et annotationibns Joh. Frid. Hekelii, et Joh. Reiskii. Amst. 1697. 4o. Traj. ad Rhen. 1717 4o. Nog is er een veel latere druk door Bruzen de la Martiniere uitgegeven; welke voor de beste wordt gehouden en mede in groot 4o met het afbeeldsel van Cluverius versierd, hetwelk ook bij Meursius, bij Pars (Index Batavus), bij van der Aa en bij Freherus wordt gevonden. Ook gaat zijn portret door Willem Jacobsz Delff gegraveerd in plaat uit.
Zie Dapper, Beschr. van Amst., bl. 22; Pars, Naamrol van de Balav. en Holl. Schrijvers, bl. 65-67; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Luïs-