Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jaques George de Chaufepié]CHAUFEPIÉ (Jaques George de), Jacobus Georgius Cofopiaeus of Calvopedius, zoon van Samuel de Chaufepié, Predikant te Coué in Poiton, doch die na de herroeping van het Ediet van Nantes, uit Frankrijk naar Friesland gevlugt was, en van Maria Marbocuf de la Rimbaudière, geboren den 9den November 1702 te Leeuwarden, waar zijn vader, vroeger Predikant te Balk, in Friesland, destijds woonachtig was, werd in zijn eerste jeugd, 16 maanden oud zijnde, aan de liefderijke zorgen van zijnen godvruchtigen vader onttrokken; doch zijne moeder, van een bekrompen inkomen voorzien, gaf hem eene uitmuntende opvoeding en kweekte de eerste kiemen van deugd, in zijn hart gevestigd, zorgvuldig aan, zoodat die in het vervolg de heerlijkste vruchten voortbragten. Vroegtijdig werd Chaufepié ter Latijnsche schole besteld, waar hij zulke suelle vorderingen maakte, dat hij nog zeer jeugdig naar de Hoogeschool van Franeker vertrok, en met alle vlijt zich tot de onderscheidene letteroefeningen begaf. Zijne leermeesters waren onder anderen: Ruard Andala, Campegius Vitringa, vader en zoon, en Albert Schultens. | |
[pagina 333]
| |
De getuigschriften, die deze beroemde mannen in 1721 en 1722 aan Chaufepié hebben gegeven, strekken ten bewijze, met welk eene groote achting zij dien reeds veelbeloovenden jongeling vereerden. Met zoodanige getuigenissen voorzien, werd hij, na een loffelijk examen ondergaan te hebben, in den ouderdom van ruim 19 jaren, op den 8sten Mei 1723, bij de Waalsche Synode tot Proponent aangesteld, en hem tevens tot zijn onderhoud een voldoend jaargeld toegewezen, om eenige predikbeurten voor een bejaard Leeraar te Amsterdam waar te nemen. Na hier drie jaren doorgebragt te hebben, werden hem, genoegzaam ter zelfder tijd, twee beroepen opgedragen: te Kampen namelijk den 26sten en te Vlissingen den 28sten Maart 1725. Hij koos het laatste en werd bevestigd den 17den Junij. Na hier ruim acht jaren verbeid te hebben, werd Chaufepié den 13den November 1733 naar Delft beroepen, waar hij bijna tien jaren met genoegen doorbragt, wordende op den 27sten September 1743 naar de gemeente van Amsterdam beroepen, en aldaar bevestigd den 1sten December van dat jaar. Hier nam hij het predikambt met groote stichting en veel nut waar, tot op den 15den Mei 1785, toen hij voor de laatste keer den kansel beklom; van welk tijdstip af zijne krachten allengskens verminderden, behoudende hij echter het volkomen genot van zijne verstandelijke vermogens en eene voorbeeldelooze bedaardheid van ziel, tot op den 3den Julij 1786, wanneer hij zachtelijk ontsliep. Terwijl Chaufepié te Vlissingen stond, huwde hij in Augustus 1726 met Maria Anna Bardon, die hem vier kinderen baarde, van welke drie in hun teederste jeugd zijn overleden. Eene dochter huwde G.A. Vernesobre; men wil, dat de vader hoofdzakelijk om hare huwelijksgift bij een te zamelen zijnen Dictionnaire historique et eritique heeft uitgegeven. Chaufepié kweet zich altoos met veel getrouwheid en ijver van zijne ambtsbezigheden. Men kan er over oordeelen door de groote menigte geschriften, die hij zamenstelde, want behalve eenige honderde uitgewerkte leerredenen, liet hij een groot aantal korte schetsen na, waarvan hij het grootste gedeelte door overdenking aanvulde. Behalve dat, was hij niet gemakkelijk voldaan over zijnen arbeid, maar overzag en verbeterde dien meermalen, ja somtijds gaf hij er zelfs een geheel nicuwe gedaante aan, en men zou bij voorbeeld onderscheidene catechetische onderwerpen kunnen opnoemen, die hij tot twee of misschien meermalen op nieuw bewerkte; zelfs is het te verwonderen, dat een enkel mensch in staat was, zooveel werks te verrigten. Zijne vrienden deden er hem meermalen hunne verwondering over blijken, maar dan was zijn gewoon antwoord: ‘ik heb de waarde van een kwartier uurs tijd begrepen.’ Tot in zijn hoog gevorderden ouderdom, gaf hij aan zijn huis onderwijs aan diegenen, | |
[pagina 334]
| |
welke dat van hem verzochten. Tot zoolang zijne krachten het hem toelieten, werd hij nimmer bij eenen zieke, van welken aard ook, te vergeefs gevraagd; maar deelde dien gulhartig zijne vertroostingen en hulp mede. In het algemeen verstrekte het hem tot een wellust dienst te bewijzen, en, het ware doel van zijn zwaarwigtig ambt grondig kennende, deed hij zijn best om het met alle naauwkeurigheid te vervullen. Zijne pogingen om dat doel te bereiken, waren ook niet vruchteloos; hij smaakte het genoegen om aan onderscheiden ongelukkigen verkwikking, troost en hulp te verschaffen, ja aan een bestaan te helpen, verzoeningen en bevredigingen te bewerken, rust, vrede en eendragt in huisgezinnen te herstellen, waar die door tweedragt, haat en nijd waren uitgebannen; ja hij bragt zelfs aanzienlijke teruggevingen van onwettig verkregene goederen weder in handen van den regten eigenaar. Aan de hoogeschool zijnde, gaf hij twee latijnsche verhandelingen uit, de eene over de aangeboren denkbeeldenGa naar voetnoot(1), de andere over de kruisstrafGa naar voetnoot(2), welke beide hem veel lof verwierven. Voorts zagen van hem het licht: Lettres sur divers sujets importans de la Religion. Delft, 1736, welke bundel, die zeven brieven bevat, mede in het Nederduitsch het licht zag onder den titel: Brieven over gewigtige zaken betreffende den godsdienst. Haarl. 1738. 8o. Sermons de feu Jean Brutel de la Rivière, avec un Éloge historique de l'auteur. Amst. 1746 Nouveau Dietionnaire Historique et Critique, pour servir de Supplément ou de continuation à celui de Mons. P. Bayle. Amst. 1750-1756, 4 vol. fol., welk woordenboek uit ongeveer 1400 artikelen bestaat, van welke 600 uit het Engelsch vertaald, doch de overige geheel van Chaufepié of door hem omgewerkt zijn. Men vindt daarin overal blijken van diepe geleerdheid, doch ten aanzien van den stijl wordt hij door Bayle overtroffen. Trois Sermons sur Jérémie XXXVI, vs. 35-37. Amst. 1758, welke ten doel hadden om de waarheid van de Christelijke Godsdienst te bewijzen, uit den tegenwoordigen toestand van het Joodsche volk. Histoire de la vie et des ouvrages d'Alexandre Pope. Amst 1758, welke hij op verzoek van den Boekverkooper schreef, ten einde diens uitgave van de werken van Pope, in de Fransche taal, vollediger en belangrijker te maken, doch hij plaatste er zijnen naam niet voor. Zijn neef, de hier volgende Samuel de Chaupfepié, gaf nog na zijnen dood uit: | |
[pagina 335]
| |
Sermons sur divers textes de l'écriture sainte, précédés de son éloge. Amst. 1787. 3 vol. 8o. Nog schreef hij onderscheidene brieven, ter gelegenheid van eenige artikelen zijns woordenboeks, van welke eenige gedrukt zijn in de Bibliothèque Impartiale, Tom. II. 3e Part. pag. 457-460 en Tom. XI, 1e Part. pag. 110-130, en in de Bibliothèque des Sciences et des Beaux arts, Tom. XXIII, 2de Part. pag. 523-530. Behalve de werken, van welke Chaufepié de schrijver is, heeft hij ook eenige vertaald, als uit het Nederduitsch: de verkorte Vaderlandsche Histoire van J. Wagenaar, bij vragen en antwoorden, te Amsterdam in 1758 en 12o gedrukt; uit het Engelsch, de voorrede en een groot gedeelte van het II Deel der Gewijde en Ongewijde Wereld-Geschiedenis van Schukford; de Verhandeling over de beoefening der Christelijke Deugden, in II Deelen 12o, en eindelijk de Algemeene Geschiedenis van alle Volkeren, sedert het begin der Wereld, tot op den tegenwoordigen tijd, door een Gezelschap van geleerde Mannen in Engeland; van welke hij XX Deelen in het Fransch vertaalde, en er hier en daar oordeelkundige aanmerkingen en zinrijke voorreden, benevens vele verbeteringen bijvoegde.
Zie van Abkoude, Naaml. van Nederd. Boeken; Mémoire sur la vie de J.G. de Chaufepié, composé par lui même voor het eerste deel zijner Sermons; Saxe, Onom. Litter., Tom. VIII. p. 143; van Abkoude en Arrenberg, Naamreg. van Nederd. Boeken; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Naaml. der Predikanten te Amsterdam bl. 57; Nieuwenhuis, Algem. Woordenb. van Kunst- en Wetensch.; Algem. Woordenb. der Zament.; Biogr. Univ.; Glasius, Godgeleerd Nederl. |
|