Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jacobus Ceratinus]CERATINUS (Jacobus), eigenlijk Jacob Teyng geheeten, een geleerd man, die in de zestiende eeuw leefde, gaf zich den naam Ceratinus, naar zijne geboorteplaats HoornGa naar voetnoot(1). Hij onderwees eerst de Grieksche en Latijnsche talen te Doornik, daarna te Leuven. Terwij hij hier woonde, liet hij zich te Utrecht examineren, om tot Priester gewijd te kunnen worden, doch als hij verklaarde voor zekeren grammaticalen regel geen | |
[pagina 288]
| |
gezag te hebben, werd hij door de van wege het bisschoppelijke collegie gestelde examinatoren weggezonden en vermaand, zich beter op de grammatica toe te leggen. Ceratinus gehoorzaamde, zonder zich te verontschuldigen of hun hunne dwaling onder het oog te brengen, maar verhaalde zijn wedervaren aan eenen Leeraar aan de Leuvensche hoogeschool. Deze bragt de Examinatoren onder het oog, welk eene schade zij hunnen naam zouden toebrengen, indien zij den geleerdsten man, dien Leuven, zelfs volgens het getuigenis van den geleerden Desiderius Erasmus, bezat, en die reeds de boeken van Chrysostomus over de Priesterlijke waardigheid zeer zuiver in het Latijn vertaald had, afwezen, waarop zij Ceratinus terug riepen en hem met eenige verontschuldiging toelieten. Erasmus, die hem bijzonder prijst, niet alleen om zijne zonderlinge zedigheid en opregtheid, maar ook om zijne uitmuntende bedrevenheid in de Grieksche en Latijnsche talen, beval hem, in 1525 aan George Hertog van Saksen, tot Hoogleeraar aan de hoogeschool te Leipzig, aan; niettegenstaande men Ceratinus te gelijker tijd eenen leerstoel in de Grieksche taal te Leuven aanbood, nam hij het eerste aan; doch te Leipzig niet naar genoegen ontvangen wordende, doordien men het in hem afkeurde, dat hij geen afkeer genoeg tegen de leerstukken van Luther deed blijken, begaf hij zich naar Leuven, waar hij, buiten eenige openlijke bediening, onderwijs in de Grieksche taal gaf; en overleed aldaar in den bloei zijner jaren, den 20sten April 1530. Men heeft van hem: Lexicon Graeco-Latinum. Basil. 1524. fol. De sono literarum praesertim Graecarum libellus eruditus, ad Desiderium Erasmum Roterodamum. Colon. 1529. 8o. Later herdrukt onder den titel: De recta graecarum literarum pronunciatione. Paris, 1536 8o. Primus et secundus Dialogus B. Joannis Chrysostomi de sacerdotis dignitate cum versione latina Jacobi Ceratini et Germani Brixii, opera et studio et notis Davidis Hoeschelii. August. Vindel. 1599. 8o. Zie Sweertii Athen. Belgic., pag. 358 et 359, Boxhorn, Tonneel van Hollandt, bl. 359; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; v(an) H(eussen) en v(an) R(hijn), Kerkel. Oudh., D. IV. St. I bl. 239 en 240; Velius en Centen, Chron. van Hoorn, bl, 635 en 636; Saxe, Onom. Liter., Pars III. pag. 91; de Feller, Dict. Histor.; Kok, Vaderl. Woordenb., die hem abusivelijk Cerestinus noemt; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; van Kampen, Geschied. der Nederl. Lett. en Wetens., D. I. bl. 79 en 80; Collot d' Escury, Hollands Roem, D. IV. St. I. Aant. bl. 169; Biogr. Nation.; Algem. Woordenb. der Zamenl.; Abbing, Geschied. der stad Hoorn, A. bl. 103-106; Biogr. Univ. |
|