[Mathias de la Cave]
CAVE (Mathias de la) was vlaggekapitein van den Schout bij Nacht Jan van Brakel, in den zeeslag van Bevesier, in 1690, op het schip de Veluwe. Toen van Brakel, door eenen kanonkogel getroffen, het leven verloor, wist de la Cave met zoo veel beleid het schip te besturen en het gevecht vol te houden, dat vriend nog vijand het sneuvelen van den Schout bij Nacht had kunnen bespeuren. Hij werd door Willem III. tot Kapitein bij de Admiraliteit van de Maas benoemd en had met zijn fregat deel aan de schitterende overwinning op de Fransche vloot behaald bij la Hogue in 1692. Zijn uiteinde was treurig. In Junij 1694 geleidde hij met zijn schip Rotterdam, van 44 stukken, en de Commandeur Engelenburg met de Dolphijn, van 22 stukken, de paketboot en 20 koopvaarders van Londen naar de Maas. Maar vijf Duinkerksche schepen, loerende op den buit van goud en zilver, ter betaling van de Britsche krijgsmagt in Vlaanderen, in de beide oorlogschepen geladen, vielen hem den 10den Julij aan. De paketboot werd het eerst aangegrepen. De la Cave wendde zich naar den vijand om de boot te ontzetten. Hij havende den Duinkerker zoodanig, dat hij genoodzaakt werd af te trekken. Doch naar de koopvaarders willende terugkeeren, sloeg bij het wenden zijn schip om, en de moedige Kapitein vond met al zijn volk, 300 man, onder welke 150 passagiers den dood in de golven. Slechts 15 personen werden door de Duinkerkers opgevischt. Waarschijnlijk was het geschut aan het eene boord niet genoeg vastgesjord, en viel bij het wenden naar het andere boord over, zoodat het schip op zijde sloeg, en het water door de geschutpoorten binnendrong. Engelenburg geraakte met zijn schip op den Springer, eene zandbank, vast. Hij zelf bragt er het leven af, maar twee zoons en twee
dochters van den Nederlandschen Ambassadeur Aernout van Citters kwamen met andere in de golven om. De paketboot en de koopvaarders kwamen behouden in de Maas. Het lijk van de la Cave, eenige dagen daarna aan het strand bij Zandvoort opgespoeld zijnde, werd op kosten van zijne bloedverwanten in de kerk van dat dorp begraven, waar nog een gedenkteeken te zijner eer aanwezig is.
Zie Loosjes, Hollandsche Arkadia, bl. 66; Aardrijksk. Woordenb. der Nederl., D. XIII. bl. 84; de Jonge, Ned. Zeew., D. IV. St. I, bl. 196, 506-508, St. II. bl. 563, waar ook zijne handteekening voorkomt