mer van het jaar 1303, toen hij op vrije voeten schijnt gesteld te zijn, ten gevolge van het verdrag van vrede tusschen den Hollandschen Graaf en Wijt van Dampiere, zoon van den Graaf van Vlaanderen.
Toen Wyt van Dampiere zich in het begin van April 1304 meester gemaakt had van bijna alle Hollandsche Steden, alsmede van Utrecht en Schoonhoven, ondersteunde Cats op het slot van Gouda, waarvan hij vroeger, voor Sophia de laatste erfdochter van der Goude, Kastelein of Slotvoogd was geweest, andermaal de vreemdelingen tegen zijn Vaderland. Dan zich hier niet veilig achtende, wilde hij zich naar het slot te Schoonhoven begeven, hetwelk zijn zoon bezet hield; doch andermaal werd hij door de Schoonhovenaars gevangen genomen, en naar Dordrecht gevoerd, waar inmiddels ook Witte van Haamstede, met zijne zegevierende Haarlemmers, Kennemers en West-Friezen, was aangekomen.
Nu trok men naar Schoonhoven, en belegerde het slot, hetwelk door Hendrik van Cats, oudsten zoon van Nicolaas, verdedigd werd en hevigen weêrstand bood, zoodat van de belegeraars zeer vele gekwetst werden. Eindelijk kwam men tot het besluit, om, ten einde het schieten uit het slot te doen ophouden, en den jongen Cats tot de overgaaf te dwingen, den vader uit de gevangenis te halen, en hem te binden aan eene kat of evenboog, zoodat hij aan het schieten der belegerden was blootgesteld. De jonge Cats, om geen vadermoord te begaan, en waarschijnlijk wel inziende, dat verdere tegenstand nutteloos zou zijn, trad in onderhandeling, waarbij bedongen werd, dat men het slot aan den Hollandschen Graaf zou overgeven: Nicolaas van Cats, en zijn zoon zouden 's Graven gevangenen blijven, mits behoudende hun leven, en goed; de bezettelingen zouden vrij uittrekken, mits, dat men daarvoor, zou vrij geven de gevangenen, die Nicolaas van Cats in Duiveland had.
Hij was gehuwd met Catharina van Baarsdorp, bij wie hij verwekt had twee zoons en twee dochters, zijne zoons waren Hendrik van Cats, van wien wij niets weten, dan hetgeen hier boven van hem vermeld is, en Willeman van Cats, Ridder, Heer van Kats, Katshoek, Oud en Nieuw Kats, Katsrak, Burggrave der stad Gouda, Schoonhoven en den Lande van Blois, Heer van den Eilande van Duiveland en den Lande van Kadzand, die in 1340 leefde.
Zie Schotanus Friesche Historiën, bl. 154; Balen, Beschr. van Dordr. bl. 724, 729, 730; van Leeuwen, Bat. Ill. bl. 900; v(an) H(eussen) en v(an R(hijn), Kerk Oudh. D. I. bl. 230 noot 4, D. II. bl. 327, 466; Wagenaar, Vaderl. Hist. D. III. bl. 148; Siegenbeek, Geschied. der Burgerw. in Nederl, bl. 10; Bilderdijk, Geschied des Vaderl., bl. 22, 45, 47 en 48; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl., D. II. St. II. bl. 22.