uitgedreven ballingen voor de stad kwam, die overrompelde, de uitgedrevenen herstelde en de muitelingen verbandde; doch deze ter sluip weder binnen gekomen zijnde, stichtten andermaal een oproer. Om dat in zijn beginsel te smooren, vertoonde zich heer Klaas van Cats, als Voogd van den onmondigen Graaf Floris V, in het volgende jaar, met vijf honderd man voor de stad, liet met geweld de poort openen, en beval de twistende partijen de wapenen neder te leggen. Daar deze nu niet wisten, of hij kwam om den adel te hulp te komen of om het gemeen bij te staan, en zich wel overtuigd hielden, dat de zijde, welke hij koos overwinnaar zijn zou, legden beide de wapens neder; waarop Cats in het midden der stad eene vierschaar spande, en 1400 belhamels noodzaakte Utrecht te verlaten, waar hij alles naar zijnen wil regelde en de rust zooveel mogelijk herstelde.
Hij, die voor de eerste bekende Heer van Schoonhoven gehouden wordt, en in 1272 de stad Gouda zou gesticht hebben, schijnt vóór het jaar 1293 overleden te zijn. Het wapen van hem en zijn geslacht was een veld van sabel, met drie ruiten van goud, staande twee en een; het veld in het midden doorsneden van twee baren van goud. Nicolaas van Cats, die volgt, Geysbert van Cats en Renger van Cats waren zijne zonen.
Zie van Gouthoeven, Chron. van Holl. van Zeel. en van Utr., bl. 327 en 328; Schotanus, Friesche Hist., bl. 143; Balen, Beschr. van Dord., bl. 718; van Leeuwen, Bat. Ill. bl. 899 en 900; Halma Toon. der Vereen. Nederl,; W. te Water, Hoogadel. Zeel bl. 109; van Berkum, Beschr. van Schoonh. bl. 11 en 12; Kok, Vaderl. Woordenb.; Wagenaar Vaderl. Hist., D. III. bl. 14; Arend, Algem. Geschied. des Vaderl, D. II. St. I bl. 408.