[Jacobus Cats]
CATS (Jacobus), ook wel Catz of van Catz en Kats of Katz genoemd, of van Catz, geboren te Gorinchem, den 11den Januarij 1639, van het zelfde geslacht, als de voorgaande, legde zich te Leuven op de Godgeleerdheid toe en werd, na aldaar Bacalaurcus in die wetenschap en Meester in de vrije konsten te zijn geworden, in 1667 Pastoor te Aalsmeer, van waar hij in 1672 naar Gouda werd verplaatst. Na deze pastorij ongeveer zestien jaren bekleed te hebben, werd hij in 1588 tot Pastoor van de St. Geertruida-kerk te Utrecht aangesteld. Later werd hij ook Aartspriester der Utrechtsche kerk, Kanunnik, Deken en Vikaris-Generaal van het kapittel, en overleed te Utrecht den 18den Mei 1712.
Hij wordt geroemd als een bijzonder deugdzaam en geleerd man. Zijne beeldtenis gegraveerd door Pieter van Gunst, naar de Schilderij van Roelof Koets komt voor bij v(an) H(eusen en v(an R(ijn), Kerkel. Outh. D. II. bl. 84. Zie dat werk D. II. bl. 81, 488. D. VI. St. I. bl. 231; Kok, Vaderl. Woordenb.