bleef toen nog een jaar te Leiden; daarna te Leuven teruggekeerd zijnde, verkreeg hij de waardigheden van Opperopziener der scholen en Professor in de Heilige Schrift. Nadat hij later nog zes jaren de wederleggende Godgeleerdheid in het collegie te Antwerpen had onderwezen, werd hij benocmd tot Rector van dat van Roermond, alwaar hij bleef tot dat de dood een einde aan zijn leven maakte, hetwelk op den 13den December 1630 gebeurde; reeds in 1617 had hij zich door de plegtige beloften aan zijne orde verbonden.
Bij uitnemendheid wordt zijne menschlievendheid geprezen en niet minder zijnen ijver in de herderlijke bediening, vooral bij kranken. Men vindt ook van Cathuis als iets bijzonders, in een Jezuit, getuigd, dat hij een geslagen vijand was van de geslepene listen der staatkunde, die hij te regt de pest van de zamenleving noemde.
Daar is van hem in druk:
Canticum Canticorum Salomonis, paraphrasi continua enarratum, additis notis ad usum concionatorum, et lectorum pietatem. Antv. 1614, 8vo.
Zie Sweertii Ath. Belg. pag. 161; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek, Groot Algem. Hist. Woordenb.; Kok, Vaderl. Woordenb.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Eekhoff, Geschied. Beschr. van Leeuw., D. II. bl. 171, 419; Glasius, Godgel. Nederl.