Genoboud, door wiens hulp versterkt hij met alle de schepen die hij kon magtig worden en alle de geroofde goederen uit den haven van Boulogne naar Brittanje overstak. De Romeinsche krijgsmagt, welke dit eiland bewaakte bragt hij spoedig aan zijne zijde, magtigde zich er het hoogste gebied aan; ja, wierp zich zelven als Keizer op, en liet, ten teeken der oppermagt, geld op zijne naam munten. Diocletiaan elders de handen vol hebbende, gaf hem, gedurende de tijd van zeven jaren, gelegenheid om aldaar zijn rol te spelen. Maximiaan, die tot medegenoot van het rijk was aangenomen, zond Constantius Chlorus tegen hem; doch hij wist zich zoo wel te verdodigen, dat beide de Keizers zich genoodzaakt vonden, een verdrag met hem aan te gaan, en hem, als Keizer of Koning, in het bezit van Engeland te laten. Met moed en kracht handhaafde zich Carausius in het bewind. Hij herstelde den muur van Severus, beteugelde de Caledoniërs, riep kunstenaars en werklieden in zijn gebied, en maakte zijne onbeschaafde onderdanen met de kunst van krijgsvoeren en zeevaart bekend, terwijl de munten, nog van hem aanwezig, van zijnen smaak en rijkdom getuigen. Onder zijn bestuur verwierf Brittanje zijnen natuurlijken en eervollen rang als zeemogendheid, eenen rang, die Engeland dus evenzeer aan Nederland verschuldigd is, als zijn volksbestaan en vele eeuwen later zijne staatkundige en godsdienstige vrijheid. Terwijl Carausius in vereeniging met de Frankische en Saksische zeeroovers den schrik zijns naams van de monden des Rijns tot aan den Straat van Gibraltar verspreidde, werd Constantius Chlorus door Diocletiaan tot Caesar benoemd, en naar Gallië gezonden, om den overmoed des Britschen beheerschers te beperken, en diens bondgenooten, de Franken, te straffen, Boulogne was nog steeds in
de magt van Carausius gebleven, waardoor deze het kanaal beheerschte, en de gemeenschap met het vaste land onderhield. Om, met hoop van eenigen goeden uitslag, eene poging tegen Brittanje zelf te wagen, moest eerst deze stad onder het Romeinsche gebied terug gebragt worden. Constantius belegerde haar van de land- en zeezijde, en na eene hardnekkige verdediging, viel deze belangrijke plaats, met een aanzienlijk gedeelte der scheepsmagt van Carausius, in zijne handen, en Carausius zelf werd na eene regering van zeven jaren, door een zijner huisgenooten Alleetus genaamd, vermoord.
Men wil dat Carausius de zelfde geweest is, die in de gedichten van Ossian onder den naam van Caros voorkomt, en the King of Ships genoemdt wordt.
Zie Aurelius Victor, de Caesarr.; Eutropius IX; Eumenius, Panegyr. ad Constant; Ossian, The war of Caros, van welk gedicht eene vertolking bestaat van Bilderdijk, Meng. II, bl. I en volg.; Slichtenhorst, Geld. Geschied., bl. 20; Schotanus, Friesche Hist., bl. 29; van Leeuwen, Bat. Ill. bl. 379; Smallegange, Cronyk van Zeel., bl. 57; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Gibson, The deeline and fall of the Roman Empire, Ch. XIII, pag.