Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 145]
| |
dith Armgardt van der Scheuren, geboren den 15den Januarij 1668, was eerst Regter, daarna Burgemeester, der stad en des ambts van Doesborgh; werd later Voorzitter van Zutphens Gedeputeerde Staten en Afgevaardigde tot de Staten-Generaal. In 1711 zag men hem bij het Staatsche leger als Gedeputeerde te velde optreden. Negen jaren daarna, in 1720, werd hij tot de stillere en minder hagchelijke, maar eervolle betrekking geroepen van Scholtus binnen en buiten Zutphen. Doch deze waren de eenige aanzienlijke waardigheden niet, waarmede hij bekleed werd; zoo was hij Gecommitteerde in de Staten Generaal, Raad van State, Admiraliteit van Amsterdam enz. Ook werd hij in 1705 benoemd tot Curator der Geldersche Hoogeschool, wier belangen hij getrouw behartigde, ofschoon zijne menigvuldige bedieningen hem waarschijnlijk verhinderde, zoo veel, als hij wel wenschte, voor de Akademie te doen. Dit schijnt dan ook de reden geweest te zijn, waarom hij, ten jare 1717, van het lidmaatschap der gezegde vergadering vrijwillig afstand deed. Hij overleed in 1730, na tweemaal gehuwd te zijn geweest, eerst met Sophia Margaretha van Wylich, die hem geene kinderen schonk, en daarna met Johanna Maria van Heeckeren, bij wie hij verwekte: Frederik Robert Evert van der Capellen, die volgt; Maria Antonia Walburg van der Capellen, geboren 1712, Kanunnikes in het adelijk stift Bedber te Kleef, later gehuwd aan Hendrik van Rouwenoort tot den Ulenpas en Hunderen, overleden in 1757, en Elbert Antonij Gerrit van der Capellen, geboren in 1723 en overleden in 1745, nadat hij- kort te voren benoemd was tot Kapitein van eene kompagnie in het regiment van Randwijck. Zie Kok, Vaderl. Woordenb, D. IX. bl. 137-139; Bouman, Geschied. der Gelders. Hooges., D. II. bl. 6 en 7. |
|