Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Johannes Cannegieter]CANNEGIETER (Johannes), jongste broeder van den voorgaande, geboren te Arnhem den 10den Februarij 1731, vestigde zich, na zijne studien in de regtsgeleerdheid te Franeker volbragt te hebben, in 1754 als Advokaat in zijne geboortestad, kwam reeds in 1757 in aanmerking voor eenen leerstoel te Harderwijk, en werd in 1770 tot Hoogleeraar aan de Hoogeschool te Groningen beroepen, welk ambt hij aanvaarde | |
[pagina 114]
| |
met eene verhandeling over de uitmuntendheid en eerbiedwaardigheid der Romeinsche regtsgeleerdenGa naar voetnoot(1). Hij overleed in 1804. Onderscheidene werken heeft hij geschreven; onder anderen: Ad difficiliora quaedam juris capita animadversiones. Franeq. 1754, 4o. Domitii Ulpiani fragmenta libri singularis Regularum, et incerti auctoris, colatio legum mosaicarum et romanarum, addita disquisitione de notis et siglis veterum, et Observationum Miscellanearum Libro singulari. Traj. ad Rhen., 1768, 4o.
Zie Saxe, Onomast. Liter. Pars VIII, pag. 171 et 172; Brucherus Gedenkb. van Stad en Land. bl. 328; Regtsgel. Magazijn. 1809, St. II.; Biogr. Nation.; Algem. Woordenb. der zamenlev.; Aanh. op het Algem. Woordenb. van kunst. en Wetens. door G. Nieuwenhuis; Bouman Geschied. der Geld. Hooges., D. II. bl. 279. |
|