Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 3
(1858)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 91]
| |
onheilen, veroorzaakt door de geweldige oneenigheden tusschen de Schieringers en Vetkoopers, bragten in 1443 te weeg, dat er door bezadigde mannen uitgewerkt werd, dat men van wederzijden bij compromis zich verbond, alle geschillen, welke, gedurende de laatste veertien jaren ontstaan waren, binnenslands te beslechten, doch, indien zulks niet kon geschieden, aan den Raad van Groningen ter beslissing over te geven. Terwijl velen zich hier tegen verzetteden, omdat zij vreesden, dat Groningen als dan te veel magt zou krijgen, behoorde Camstra tot die genen, welke, uit vrees voor grooter tweespalt, doordrongen, dat er, den 25sten April van het volgende jaar, een vierjarig verbond tusschen Oostergoo en Groningen gesloten werd, hetwelk evenwel van zeer weinig uitwerking was. Al spoedig rezen nieuwe twisten op, en in 1445 was Camstra een der aanvoerders van de Schieringers, die tegen het slot van Sjoerd Grovestins te Engelum optogen en het stormenderhand innamen. Camstra was in 1453 Grietman van Leeuwarderadeel, en sncuvelde door het schot uit eene bus, in 1461, bij de belegering van het slot van Jouke Galama te Akmarijp. Hij was tweemalen gehuwd geweest; de naam van zijne eerste vrouw is niet bekend, doch de tweede heette Tietke Unia; bij beide vrouwen had hij kinderen, onder die van de laatstgenoemde was Feycke Camstra die volgt. Zie Sjoerds, Friesche Jaarb. Dl. V bl. 250, 269; Baerdt van Sminia, Nieuwe Nauml. van Grietm., bl. 16. |
|