[Christiaan Brunings Junior]
BRUNINGS (Christiaan) Junior, een neef van den voorgaande en zoon van Christiaan Brunings, Predikant en Hofprediker van den Vorst van Hessen-Homburg en van Rosine Thellusson, geboren in 1757 te Homburg vor der Höhe, trad in dienst bij 's Lands Waterstaat als Toeziener van Rijnland, in het kwartier van Spaarndam, werd vervolgens als Directeur-Generaal met de droogmakerij der Nieuwkoopsche en Zevenhovensche plassen beast en klom vervolgens op tot Hoofd-Ingenieur bij 's Rijks Waterstaat en de publieke werken, belast met de dienst der Droogmakingen. Uit deze laatste betrekking op zijn verzoek, bij 's Konings besluit van 6 October 1824 eervol gepensioneerd zijnde sleet hij zijne overige dagen te Leiden, waar hij den 30sten Maart 1826 overleed, gehuwd geweest zijnde met Elizabeth de Haan.
Men heeft van zijne hand:
Verhandeling over den voordeeligsten hoek, onder welken men de puntdeuren eener sluis kan zamenvoegen. Amst. 1797. 8o.
Verhandeling over de vierdeelige molenassen door C. Brunings Junior, Directeur-Generaal der Droogmakerij van Nieuwkoop en Zevenhoven, S. Kros en D. Spruytenburg, Opzieners, aan welke verhandeling door het Bataafsch Genootschap te Rotterdam de zilveren medaille is toegekend.
Brunings was seder 1793 Lid van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen te Haarlem; sedert 1812 Lid van de eerste klasse van het Koninklijk Nederl. Instituut, en sedert 1820 van het Provinciaal Utrechtsch Genootschap.
Zie Algem. Konst- en Letterbode 1820, D. II. bl. 120, 1826, D. I. bl. 210; Lodewijk Napofeon, Geschiedk. Gedenks., D. II. bl. 251; van Kampen, Geschied. der Nederl. Lett. en Wetens., D. III. bl. 276, uit partikuliere berigten aangevuld.