Verhandeling over de doorgraving uit het Wijkermeer naar de Noordzee. 1772, zonder zijnen naam uitgegeven.
Aanmerkingen over de waarneming van de snelheid der winden in 1772 geplaatst in de Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij van Wetenschappen te Haarlem, D. XIV.
Waarnemingen wegens de hoeveelheid van regen en uitwaseming op verschillende hoogten boven de oppervlakte der aarde; benevens eenige aanmerkingen daarover in 1780. opgenomen in de zellde Verhandelingen D. XIX. St. II.
Verhandeling over de toepassing op Zeeboezems, bijzonder op het IJ, van zekeren algemeenen grondregel der hydrometrie, dat de grootste diepten steeds op de naauwste plaatsen der rivieren bevonden worden, welke verhandeling, in antwoord op eene prijsvraag der genoemde Maatschappij, met den gouden eereprijs bekroond is en in 1784 opgenomen in hare Verhandelingen D. XXIV.
Verhandeling over het bepalen der gemiddelde snelheid van stroomend water, mede ter beantwoording van eene vraag door gezegde Maatschappij voorgesteld, met goud bekroond en in 1786 in hare Verhandelingen D. XXVI. geplaatst, welke verhandeling in 1798 in het Hoogduitsch vertaald te Frankfort werd uitgegeven.
Berigt wegens een' nieuwen hyetometer, in het zelfde deel dier verhandelingen medegedeeld.
Eenige aanmerkingen over de nuttigheid of nutteloosheid der overstroomingen van den Slaperdijk, in 1793, geplaatst in Wiebekings Algemeine auf Erfahrung gegründete theorelische und practische Wasserbaukunst. Band II. S. 325-336.
Verhandeling over de onschadelijkheid der paalwerken voor de sluizen op Halfwegen. Haarl. 1796. 8o, met 1 plaat.
Verzameling van rapporten, verbalen en andere stukken, betreffende de doorsnijdingen en werken, welke sedert 1771 op de bovenrivieren tusschen Emmerik en Arnhem zijn aangelegd. 's Hage 1728. 2 deelen 8o, met 13 kaarten en 2 platen.
Van zijnen vroegeren arbeid vindt men eenige kleine stukken in de Algemeene Oefenschool van Konsten en Wetenschappen; terwijl eindelijk eenige Duitsche Waterbouwkundige schriften de blijken dragen van zijne medewerking.
Na een zoo werkzaam leven overleed Brunings den 16den Mei 1805 te 's Gravenhage, nadat hij dien zelfden dag oogenschijnlijk gezond van zijne woonplaats vertrokken was. Hij was in 1766 gehuwd met Ida Catharina Noppen, welke echter twee jaren daarna overleed, hem eene eenige dochter nalatende.
Zijne dood werd door den Staat als een openbare ramp aangemerkt. Zijne tijdgenooten hebben zijne verdiensten gehuldigd in een eenvoudig grafteeken geplaatst bij zijn graf in de Groote kerk te Haarlem. Zijn kweekeling en opvolger Frederik Willem Conrad behaalde met zijne lofrede op zijnen verdienstelijken voorganger in 1807 den eereprijs uitgeloofd door het Staatsbewind der