bers, in 1619 naar Engeland gezonden, ten einde eenige ontstane geschillen met de Maatschappij van dat Rijk, uit den weg te ruimen, wanneer hij door Jakok I, Koning van Engeland, tot Ridder geslagen werd. De bedrevenheid welke hij bij alle gelegenheden in het waarnemen van zijnen post liet blijken, maakte dat de Regering van Amsterdam hem in 1626 tot hunnen Pensionaris aanstelde, en hij vervolgens in onderscheidene buitenlandsche bezendingen, waaronder zeer belangrijke, gebruikt werd. De eerste buitenlandsche bezending welke hem ten deele viel, was in het jaar 1639 naar Bremen, ter gelegenheid dat er tusschen den Aartsbisschop en de Regering dier stad geschil was ontstaan, over het invoeren van de Luthersche kerkdienst in de Domkerken, waarvoor de Aartsbisschop ijverde, terwijl de stad beweerde, dat zulks volgens een oud verdrag niet geschieden mogt. Aangezien partijen de bemiddeling des Konings van Denemarken en van hun Hoog Mogenden verzocht hadden, vertrok Boreel hierop naar Stade, alwaar de twist in October, door een
verdrag werd bijgelegd.
Toen de beroemde Christina in het jaar 1640, na het overlijden van haren vader, Gustaaf Adolf, den Zweedschen troon beklommen had, werd door Hun Hoog Mogenden besloten, een gezantschap wegens dit Gemeenebest naar Zweden te zenden, om de Koningin over die gebeurtenis geluk te wenschen, en wel inzonderheid ook om te trachten over de scheepvaart en koophandel in de Oostzee een verdrag aan te gaan. Boreel werd aan het hoofd van dit gezantschap geplaatst, hetwelk bovendien bestond uit Albert Sonk, oud Burgemeester en Hoofd-Officier te Hoorn, en Epeus van Aylva tot Jellum, Grietman van Baarderadeel. Hun last hield in, om met de Zweden een geschikt middel te beramen, tegen de verhooging der tollen aan de zijde der Denen, het zij door het uitvinden van eenen anderen weg voor den koophandel, over Gottenburg of over Lubek langs de Trave, betzij door het sluiten van een verbond met Zweden. Ook waren de Gezanten voorzien van een geschenk voor de jonge Koningin, bestaande in fijn lijnwaad, ter waarde van 10000 gulden. Den 8sten Augustus hadden zij hun eerste gehoor, werden allervriendelijkst ontvangen, en gedurende hun verblijf te Stokholm op 's Rijks kosten onthaald. Nadat de Gezanten hun doel, door het sluiten van een verbond bereikt hadden, namen zij hun afscheid, bij welke gelegenheid, ieder door de Koningin werd beschonken met haar portret, omzet met edelgesteenten, benevens eene gouden keten.
In het volgende jaar werd Boreel, benevens nog twee anderen Heeren, naar Stade gezonden, bekleed met het karakter van Gedeputeerde Commissarissen, ten einde met de Gemagtigden des Konings van Denemarken de geschillen over de tollen uit den weg te ruimen. Nadat men het hier over de voornaamste punten was eens geworden, reisden de Gezanten naar Koppenhagen, om verder met den Koning zelven te handelen; en in September namen zij de terugreize naar Holland aan.