het regt van Adeldom en Ridderschap vereerd. Hij behield den aanzienlijken en werkzamen post van Raadpensionaris tot aan zijne dood, welke voorviel den 15den November 1629, na, bij zijne huisvrouw Agnes Hayman, vijf zonen en vier dochters verwekt te hebben. Zijne zonen waren Theodore Boreel, Baljuw van Middelburg; Jacob Boreel, Burgemeester dier stad; Johan Boreel Heer van Westhoven, die later volgt, Willem Boreel en Pieter Boreel, Schepen en Raad der stad Vere.
Boreel bezocht vele landen, als Engeland, Frankrijk, Italië, Romanië, Syrië en het Heilige Land en voorzag ons Land van eene menigte boeken en handschriften, welke hij, door de Staatszorgen van de Letteren afgetrokken, aan den Hoogleeraar in de Oostersche, bijzonder de Arabische, Letterkunde, Thomas Erpenius toeschikte. Hij leefde in warme vriendschap met vele Geleerden, inzonderheid met den beroemden Hugo de Groot; hetwelk onder anderen blijkt uit diens fraai Latijnsch Bruiloftsdicht op zijn huwelijk, waarin de Groot ook gewaagt van des Bruidegoms uitmuntende bedrevenheid, zoo in Goddelijke als menschelijke Schriften, van zijne groote Taal-, Staat-Historiekennis en reizen. Zijne Bibliotheek, na zijnen dood in 1632, benevens zijn Kabinet van Medailjes, te Middelburg bij auctie verkocht, bestond niet alleen uit schrijvers in allerlei Europesche talen, maar muntte wel voornamelijk uit in treffelijke en zeldzame, zoo gedrukte als geschrevene, Oostersche boeken.
Hij heeft uitgegeven:
Commentarius in Danielem, primum anglicé scriptus ab Hughone Brougthono, nunc Latinitate donatus per Joannem Boreel, Mittelburgensem Οἱ νοήμονες συνήσοτσι. Bas. 1599 4o.
Ook wordt hem toegeschreven:
Commentarius in Danielem, cum accessione Graecorum Patrum, qui nunc primum in lucem veniunt ex Mss., Basil 1600. 4o.
Zie Luïscius, Algem. Hist. Woordenb., D. II. St. II. bl. 47; de la Rue, Gelett. Zeel., bl. 29-35; Tegenw. Staat der Vereen. Nederl., D. IX. bl. 58; Kok, Vaderl. Woordenb., D. VII. bl. 789 en 790; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Collot d'Escury, Hollands Roem, D. III. bl. 81, A. bl. 386 en 387; Scheltema, Staatk. Nederl.; Biogr. Univers.