Waradijn van de Munt, en was van 1584 tot 1601 Muntmeester aldaar, zijnde inmiddels in 1598 tot regerend Burgemeester aangesteld, welke waardigheid hij vervolgens meermalen bekleedde.
In het jaar 1602 was hij in het beleg van Sluis in Vlaanderen Kolonel van een regement voetknechten; in 1609 President ter vergadering van de Staten te Bergen op Zoom, hij het sluiten van het bestand met Spanje en in 1613 trok hij, met Dirk Meerman, Schepen en Raad der stad Delft en Hugo de Groot, Advokaat Fiskaal der Staten van Holland, in gezantschap naar Engeland, ten einde de geschillen over de Oost-Indische Maatschappij en de walvischvangst te vereffenen. Koning Jakob I, bij wien hij zeer gezien was, verhief hem, bij opene brieven, tot Ridder. Eindelijk werd hij in 1620, wegens de stad Middelburg, Raad en Rekenmeester van 's Lands en Graaflijkheids-Rekenkamer van Zeeland; ook was hij een der Stichters van de Oost-Indische Maatschappij.
Hij had een gezond ligchaamsgestel, en nam eene zeer matige levenswijze in acht, doch door eenen ongelukkigen val op straat, in het jaar 1629, geraakte hij verminkt, zoodat hij sedert dien tijd genoodzaakt was op krukken te springen, tot aan zijne dood toe, welke voorviel den 19den December 1636.
Boreel was tweemalen gehuwd geweest eerst aan Maria Passchier, bij wie hij vijf zonen en eene dochter verwekte, en daarna aan Maria Gremminck, die hem negen zonen en twee dochters baarde. Zijn tweede zoon uit zijn eerste huwelijk, Johannes Boreel, die volgt, heeft zijn geslacht in Zeeland voortgeplant; uit zijn tweede zoon uit zijn tweede huwelijk, Willem Boreel, die Pensionaris van Amsterdam was en later mede volgt, zijn de Amsterdamsche Boreelen voortgekomen. Zijne jongste zonen waren Josephus Boreel, Vaandrig van de Garde des Prinsen van Oranje in welke hoedanigheid hij 's Hertogenbosch hielp winnen, Adam Boreel en Abraham Boreel, die mede volgen.
Zie Smallegange, Cronijk van Zeel., D. I. bl. 480; van Hoogstraten en Brouërius van Nidek. Groot Algem. Hist. Woordenb., B. bl. 322; Luïscius, Algem. Hist. Woordenb., D. II. St. II. bl. 47; de la Rue, Staatk. en Heldhaft. Zeel., bl. 3-5; Wagenaar, Vad. Hist., D. X. bl. 70 en 71; Kok, Vaderl. Woordenb.; de Chalmot, Biogr. Woordenb.; Scheltema, Staatk. Nederl.; Collot d'Escury, Hollands Roem, D. III. bl. 81 en 82.