Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk
(1854)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Mr. Willem François Emile Baron van der Borch]BORCH (Mr. Willem François Emile Baron van der) van Verwolde, zoon van den voorgaande, werd in 1802 te Verwolde geboren. Zijn vader wenschte, dat zijn zoon na de scholen te Arnhem en te Doesborgh doorloopen te hebben, zich geheel aan de beoefening der Hoogere Landbouwkunde mogt toewijden, en zich daartoe aan de eene of andere Duitsche Inrigting bekwamen. De toen zestienjarige knaap, ofschoon zeer met | |
[pagina 907]
| |
's vaders lievelingsstudie ingenomen, begeerde haar echter niet bij uitsluiting te beoefenen, maar ook andere kundigheden te erlangen. Dien ten gevolge werd hij eerst aan de leiding van den geleerden Adriaan Christiaanse, Predikant te Ginneken, toevertrouwd; waarna hij de lessen der Hoogleeraren der Utrechtsche Hoogeschool bijwoonde. In 1827 verdedigde hij aldaar onder voorzitting van den Hoogleeraar Goudoever eene Geschied- en Regtskundige Verhandeling over de Koorntienden, voornamelijk volgens den inhoud van eenen tot nu toe onuitgegeven giftbrief, waarbij Reinald II Graaf van Gelder en Zutphen, in het jaar 1333 eenige Koorntienden aan den Deken en het kapittel van Emmerik schonkGa naar voetnoot(1), een goed bewerkt opstel, dat ook om den ingevlochten brief van Reinald Graaf van Gelder, niet vergeten zal worden. Na zich te 's Gravenhage op den rol der Advokaten te hebben laten inschrijven, vertoefde hij nog ruim een jaar te Verwolde en begaf zich van daar naar Breda, in welks nabijheid vele ouderlijke goederen lagen, en waar hij in 1829 toegevoegd werd als Surnumerair aan den Heer Smits, toenmalig Agent der Domeinen. In 1832 werd hij Adjuncthoutvester in het eerste district van Noord-Braband en waarnemend Agent van het Domein te Steenhergen, drie jaren later waarnemend Agent te Zwolle en in het begin van 1840 Agent te Oosterhout. In October van dat jaar ontstond er eene geheele verandering bij de Domeinen, en gingen deze grootendeels over aan Z.K.H. Prins Frederik der Nederlanden, die van der Borch in 1842 tot Rentmeester zijner Domeinen, Rentambt Breda, aanstelde. Hierop volgde in 1847 zijne benoeming tot Lid der Ridderschap van Noord-Braband en in 1848 tot Plaatsvervangend Kantonregter te Ginneken. Sedert leefde hij op den Huize Hondsdonk, een familiegoed tusschen Ginneken en Chaam, in het midden zijner onderhoorigen, die hem als een vader beminden; in het bezit eener beminnelijke gade, H.P. Baronnesse van der Heim, aan wie hij zich in 1839 verbonden had, en van vijf kinderen; omringd door armen, die hij werk, kranken, die hij verpleging, ongelukkigen, die hij ondersteuning, raad en troost verschafte. Hij stierf den 20sten Julij 1849 aan eene slepende ziekte, nog onverwachts te 's Gravenhage, werwaarts hij zich begeven had, om eene laatste poging tot zijn herstel aan te wenden. Van der Borch werd algemeen voor een grondig kenner van het vak, waaraan hij zich had toegewijd, en voor een even bekwaam als ijverig Ambtenaar gehouden. De belangen van den Prins, dien hij persoonlijk kende en hoogachtte, oordeelde hij de zijne. | |
[pagina 908]
| |
Zie Dr. G.D.J. Schotel, Iets over Mr. W.F.E. van der Borch van Verwolde, in de Algem. Konst- en Letterbode voor 1849, D. II. bl. 129-132. |
|