[Albrecht Borchers]
BORCHERS (Albrecht) geboren in of omstreeks het jaar 1741, was Boekverkooper te Amsterdam, en bestond, zoo vóór als na de omwenteling van 1787, voornamelijk van het verkoopen van Patriottische stukken en prenten en werd deswege, den 20sten Januarij 1790, in hechtenis genomen en bij vonnis van Schepenen der stad Amsterdam, van den 16den Maart 1790, veroordeeld ‘omme gebracht te worden op 't Schavot, voor het Raadhuis deezer stad op te rigten, en aldaar met een Brief op de borst, denoteerende zijn Gevangene Delict, als Uitgever van Pasquillen, eenigen tijd ten toon te staan; dat ten zijnen overstaan, de beide in de Confessie voorkomend Pasquillen, door Beuls handen zullen worden verbrand; en vervolgens gebannen voor den tijd van 12 Jaaren uit den Lande van Holland en West-Friesland, met de kosten van Gevangenis en Mise van Justitie,’ doch hij werd ‘By Resumptie, enkeld gebannen uit Holland en West-Friesland voor 12 jaar, met de kosten van gevangenis en Mise van Justitie,’ welk vonnis in Februarij 1791 werd ten uitvoer gebragt.
Nu begaf hij zich eerst naar Zwolle, waar hem echter de stad werd ontzegd, voorts naar Kampen, waar hij mede niet toegelaten werd, en vervolgens naar Groningen, waar hem, na eenige dagen toevens, werd aangeraden, die stad binnen twee dagen te ontruimen. Toen andermaal zich naar Kampen begeven hebbende, werd hij daar oogluikende als inwoner toegelaten, tot dat hij zich, na de omwenteling van 1795, weder naar Amsterdam begaf, waar hij tot Commissaris van het Deventersche en later ook van het Zwolsche veer wierd aangesteld.
Zie Het Heilig Reoht verkracht door Boosdoenders enz. tegen Albrecht Borchers, Amst. 1797; Vaderl. Hist. ten vervolge op Wagenaar, D. XXIV. bl. 12 en 13, D. XXIX. bl. 309.