[Jan van Belle]
BELLE (Jan van), in het begin der achttiende eeuw te Haarlem uit burgerouders geboren, werd tot onderwijzer der jeugd opgeleid, hetwelk hem aanleiding gaf om zich bijzonder op de Nederduitsche taal toe te leggen, waartoe hij eene overgroote genegenheid had. Ten einde ook hetgeen hij wist niet slechts aan zijne schooljeugd, maar ook aan anderen mede te deelen, zond hij in het licht eene:
Korte Wegwijzer ter Spel-, Spraak- en Dichtkunden, tot gemak voor 't geheugen van Ouden en Jongen, in Nederduytsche Dichtmaat gebracht, Haarl. 1748, 4o, in welk waarlijk curieus werkje, onder anderen een aantal verbuigingen en vervoegingen, henevens alles wat verder tot de spraakkunst behoort, op rijm voorkomen.
Behalve dit werk bestaan van van Belle nog:
Davids Psalmen berymd, Haarl. 1733, 4o.
Korte schets der Nederduitse Spraakkunst, Haarl. 1755.
Zinrijke Zinspelingen, uit het Fransch van den Heer de la Motte, Amst. 1756, 8o.
Eenige Gedichten, naagelaten door J. van Belle, uitgegeven door eenige liefhebbers der dichtkunde, Haarl. 1756. 4o.
Van Belle, die in of omstreeks het jaar 1756 moet overleden zijn, mag wel als een voorbeeld van alle puristen genoemd worden, daar hij zijne eenige dochter in de Remonstrantsche kerk liet doopen, en door eenen Leeraar van die gezindte in de godsdienst onderwijzen, omdat de Nederduitsche taal bij hen zuiverder dan bij de Hervormden gesproken werd. Hij zelf behoorde tot de Doopsgezinde gemeente doch ging mede tot de Remonstranten over.