Zutphens liedboek
(1985)–Anoniem Zutphens liedboek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| |
H.J. Leloux
| |
[pagina 8]
| |
bewijs daarvoor mogen aannemen. Daarnaast verwijzen wij voor het eerste aspekt naar Max Prick van Welys De bloeitijd van het Nederlandse volkslied uit 1965 en naar de desbetreffende hoofdstukken in de zeer recente, uit 1981 daterende studie van A. Seelen Het volkslied in Nederland, waarin deze het Heden en verleden van een ideaaltype vanuit een sociologische invalshoek tracht te benaderen. Met name wat het tweede aspekt betreft noemen wij de uitgave van het eerste deel van de Liederen en gedichten uit het Gruuthuse-handschrift in 1966 en de tweedelige editie van '87 melodieën op teksten uit Een Schoon Liedekens-Boeck van 1544,’ in 1972 verschenen onder de titel Het Antwerps Liedboek. Kwam het eerste werk tot stand door de samenwerking van een filoloog en van een musikoloog, het tweede werk is de vrucht van teamwork van telkens twee beoefenaren van de achter die aanduidingen schuilgaande disciplines. De waarde van deze uitgaven wordt niet in de laatste plaats bepaald door de omstandigheid, dat de daarbij betrokkenen, ieder op zijn eigen terrein, reeds hun sporen verdiend hadden.Ga naar eind3 De eerste aanzet tot de bestudering van het in de Nederlanden in de Middeleeuwen gezongen lied kwam van de kant van de Duitse romanticus August Heinrich Hoffmann (1798-1874), beter bekend onder de naam Hoffmann von Fallersleben. Deze gedreven geleerde stuitte aanvankelijk op maar zeer weinig begrip voor de schoonheid van het Middeleeuwse Nederlandse lied bij zijn vakgenoten en -broeders in ons land. In de twaalf in de jaren 1830-1862 verschenen delen van zijn Horae Belgicae publiceerde hij naast Middelnederlandse ridderromans, abele spelen en sotternieën ook liederen; hieronder ook die uit het reeds genoemde z.g. Antwerps Liedboek, dat door Jan Roulans in 1544 te Antwerpen op de pers gelegd was. In het eerste deel van het Weimarische Jahrbuch für Deutsche Sprache, Litteratur und Kunst uit 1854 gaf hij een afdruk van 20 van de in totaal 49 door hem in een handschrift in de ‘Weimarische Bibliothek’ getelde liederen en van 34 van de in totaal 44 daarin opgenomen ‘Sprüche’. Ongeveer zeven decenniën later, en wel in het jaar 1919, gaf de filologisch geschoolde Engelse musikologe Elizabeth Mincoff-MarriageGa naar eind4 in een artikel in deel 39 van het Tijdschrift voor de Nederlandse Taal- en Letterkunde 13 andere liederen uit dit handschrift - zij telde nu 48 liederen in totaal - onder de titel ‘Unveröffentlichtes aus der Weimarer Liederhandschrift v.j. 1537’ uit. Van de volgens onze telling echter in totaal weer 49 liederenGa naar eind5 daarin zijn er dus 16, en van de spreuken nog 10 niet in druk verschenen. Een volledige editie van het Weimarische Liederhandschrift dat wij verder met de titel Zutphens Liedboek zullen aanduiden, is tot nu toe achterwege gebleven. In deze situatie, bevreemdend genoeg gezien de unieke positie ervan binnen de relatief schrale Noordoostnederlandse literaire traditie, tracht het onderhavige werk te voorzien door van de hele tekst een integrale uitgave te brengen. Deze wordt gevolgd door een uitgebreide kommentaar, waarin door ons relevant geachte gegevens over diverse aspekten van de afzonderlijke liederen en van de spreuken zijn ondergebracht. Aan beide onderdelen voorafgaande worden onder de algemene kop ‘Het handschrift en zijn inhoud’ bijzonderheden medegedeeld, die voor een beter begrip ervoor in een ruime zin van het woord dienstig kunnen zijn. |
|