Morsige Michel.
O, die morsige Michel, dat was me 'n jongen! Dien had ge moeten zien! Als hij water zag, dan liep hij haastig weg, want van wasschen hield hij volstrekt niet. Zijn haren liet hij in het geheel niet knippen, en zij hingen om zijn hooft als een kraaiennest. En nagels hat hij aan zijn vingers, om er vies van te worden; ze waren bijna een halven voet lang. Dat was een alleraardigste jongen, niet waar? Niemand kon hem dan ook luchten of zien, en iedereen liet hem links liggen. Hij was tot niets in staat, en kon niet eens schoornsteenveger worden. En als hij op straat kwam, dan riepen de kinderen hem na:
Daar komt de mors'ge Michel weer,
't Lijkt krek een ongelikten beer;
Ook wascht de knaap zich nimmer rein,
En wil altijd mors'ge Michel zijn!
Nu, hoe bevalt u dat? Zeker niet al te best! En gij hebt gelijk, Wees altijd zindelijk, dan blijft gij gezond, en iedereen houdt van u. Als gij u echter niet laat waschen en kammen, dan wordt gij ook een morsige Michel.
Gehoorzaamheid, vergeet dat niet,
Is steeds de doen, wat men u gebiedt.