Liefde van een ooievaar voor zijne jongen.
Eens woedde een vreeselijke brand te Delft. De vlam sloeg ook naar een toren over, op welks dak een ooievaarsnest met jongen was. Te vergeefs trachtte de oude zijn jongen weg te brengen. Zij waren te zwaar voor zijn snavel. De vlam steeg hooger en hooger en het nest begon reeds te branden. De ooievaar zeeg op zijn jongen neer, bedekte hen met zijne vleugels en verbrandde met hen tot asch.