Zacht Lawijd. Jaargang 7
(2007-2008)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||
Inge van der Bijl & Kim van Rooden
| |||||||||||||||||||
Uitgeven tijdens de Tweede WereldoorlogHoewel Reichskommissar A. Seyss-Inquart op 19 mei 1940 in een redevoering beloofde dat de Duitsers zich niet met de Nederlandse cultuur, en dus de Nederlandse literatuur zouden bemoeien, volgden aan het eind van die maand toch allerlei maatregelen. Er werd censuur uitgeoefend op diverse | |||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||
Bert Bakker, omstreeks 1937
| |||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||
terreinen. Boeken werden verboden als deze door joden waren geschreven of als er een anti-Duitse strekking van uitging: ‘Boeken, welke blijken van waardering geven voor Joden, de levende leden van het Oranjehuis, voor het marxisme, bolsjewisme of andere vijanden van het Duitsche Rijk, of die het nationaal-socialisme of fascisme bestrijden’. Behalve op de politieke waarde moesten boeken ook beoordeeld worden op de culturele betekenis, zoals blijkt uit diezelfde richtlijnen: ‘Ook de boeken, waarop in politieken zin niets valt aan te merken, komen slechts voor een gedeelte in aanmerking voor toestemming. Er is zoo weinig papier, dat alleen het beste mag verschijnen’.Ga naar eind1 Schrijvers waren vanaf april 1942 verplicht zich aan te melden bij de nieuw opgerichte Nederlandse Kultuurkamer als zij hun werk wilden blijven publiceren. Veel auteurs publiceerden daarom clandestien, omdat zij weigerden lid te worden van de Kultuurkamer. Ook in andere West-Europese landen werden clandestiene uitgaven gedrukt, maar Nederland overtreft alle andere landen wat het aantal uitgaven betreft. In Nederland ontstonden circa negentig clandestiene uitgeverijen, die in totaal meer dan duizend titels hebben geproduceerd.Ga naar eind2 Het is van belang om het verschil tussen ‘clandestien’ en ‘illegaal’ aan te stippen, omdat deze begrippen een verschillende betekenis hebben. Clandestiene uitgaven zijn literaire werken die geschreven en uitgegeven werden door auteurs en uitgevers die zich niet hadden aangemeld of geen toestemming hadden gevraagd bij de Kultuurkamer. Illegale uitgaven zijn het proza en de poëzie die inhoudelijk gericht waren tegen de bezetter.
Voor uitgevers was het in de oorlogsperiode moeilijk hun beroep uit te oefenen.Ga naar eind3 Dit kwam door de praktische problemen als tekorten aan papier en elektriciteit, maar ook door het proces dat voorafging aan het uitgeven van een boek, zoals het vragen van toestemming aan de Kultuurkamer. De meeste uitgeverijen conformeerden zich aan de regels van de Duitse bezetter. Om hun zaak te redden, verwijderden ze anti-Duitse passages uit uitgaven en lieten ze pro-Duitse boeken verschijnen. Doordat een manuscript door alle bureaucratische instanties goedgekeurd moest worden, kostte het uitgeven in 1942 drie tot vier keer meer tijd dan vóór de bezetting. Een aantal uitgevers was echter niet bereid zich aan de regels te houden en publiceerde, vaak naast hun ‘legale’ activiteiten, clandestiene uitgaven. Bert Bakker is zo'n voorbeeld: hij gaf zowel ‘goedgekeurde’ boeken uit bij uitgeverij D.A. Daamen als clandestiene werken bij de Mansarde Pers. Tijdens de oorlog gaf Daamen zo'n honderd boeken uit, met een dieptepunt van slechts vijf uitgaven in 1944. | |||||||||||||||||||
Oprichting van de Mansarde PersDe Mansarde Pers werd opgericht in juli 1943 door de tekenaar C.A.B. (Kees) Bantzinger (1914-1985), Bert Bakker en de drukker Fokko Tamminga (1905-1975). In totaal heeft deze pers tijdens de oorlog tien bibliofiele werken uitgegeven, ook onder de namen Tababa Pers en Final Stage Press. Met dit aantal is | |||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||
Bert Bakker, Luxemburg, 1936 [uit: Wim Hazeu, Vestdijk. Een biografie. De Bezige Bij, Amsterdam zoos, tussen p. 416-417]
de Mansarde Pers bij lange na niet de grootste clandestiene uitgeverij. De Mansarde Pers heeft per titel echter wel veel exemplaren gedrukt en dat van een onberispelijke kwaliteit. De productiefste clandestiene uitgeverij uit de bezettingstijd was De Bezige Bij, die in 1942 door Geert Lubberhuizen en Charles van Blommestein werd opgericht. De eerste uitgave was het bekende gedicht De achttien dooden van Jan Campert. In totaal heeft De Bezige Bij meer dan zeventig verschillende clandestiene werken uitgegeven welke vooral in de laatste twee jaar van de oorlog verschenen. Enkele andere beroemde clandestiene uitgeverijen waren A.A.M. Stols, De Blauwe Schuit van onder anderen H. Werkman, De Vijf Ponden Pers van A.A. Balkema en de Molenpers van Jan Vermeulen.
Op een dag in de winter van 1942-1943 kwam de boekbinder Ben Aalbers - een vriend van Bert Bakker - langs op het atelier van Bantzinger in Haarlem. Zij kenden elkaar van de kunstnijverheidsschool in Amsterdam. Bantzinger was soldaat geweest en werd gezocht door de Duitsers omdat hij zich had moeten melden voor de Arbeitseinsatz. Hij was dus genoodzaakt onder te duiken. Overigens is Bantzinger in het begin van de bezettingstijd tot augustus 1941 lid geweest van de nsb, meer uit geldgebrek dan uit sympathie voor deze ‘nieuwe orde’. Aalbers bood Bantzinger aan om samen met zijn vrouw, Coby, bij hem in Voorburg onder te duiken. Toen Bakker op een dag bij Aalbers langskwam, bood hij Bantzinger een nieuw onderduikadres aan: op de zolder van drukkerij ando in Den Haag. | |||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||
Portret van Gerrit Achterberg door C.A.B. Bantzinger dat als frontispice werd afgedrukt in de Mansarde-uitgave Gerrit Achterberg, de dichter van de sarcophaag (1943) van Bertus Aafjes
| |||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||
Deze drukkerij was eigendom van Fokko Tamminga. Het pand bestond uit drie verdiepingen: beneden was de drukkerij, boven een kantoortje en daarboven een zolder. ‘Helemaal vol met troep, oud papier, proefvellen in plano die nooit gebruikt waren, postzakken met rotzooi erin; een grote rommelzolder. In een hoek was een fonteintje en er was gas. Je kon er wonen’, herinnerde Bantzinger zich later. Bantzinger accepteerde de uitnodiging en vertrok met zijn vrouw naar de Nieuwe Havenstraat 58 in Den Haag, waarde drukkerij was gevestigd. Tamminga was een stille, hardwerkende man die als drukker bij verzetsbladen als Vrij Nederland en Het Parool was betrokken en ook clandestiene uitgaven voor bijvoorbeeld De Bezige Bij en Stols drukte. Dat was een niet ongevaarlijke bezigheid. Veel van het drukwerk dat onder zijn handen vandaan kwam, had een sterk opruiende toon. De Bezige Bij leek hem in 1944 zelfs speciaal uit te kiezen voor gevaarlijker materiaal met titels als It's for Oranje en Oranje-hotel van de in Londen verblijvende A. den Doolaard. Met Simon Carmiggelt had Tamminga samengewerkt voor het illegale Het Parool, maar ‘dat boven drukkerij Ando de Mansarde-pers was heb ik nooit geweten’, vertelde Carmiggelt later. Drukkerij ando was in het begin van de oorlog als zoveel andere drukkerijen door de Duitsers gesloten en de apparatuur moest naar Duitsland worden verscheept, maar desondanks ging Tamminga door met drukken. De kans om op heterdaad betrapt te worden, was groot. ‘Bij drukkerij Ando moest je op een bepaalde manier kloppen en bellen’, aldus Carmiggelt. Maar bij een inval zou er beslist niet genoeg tijd zijn geweest om alles op te bergen, want de drukkerij lag bezaaid met stapels papier, nog niet gedistribueerd zetsel en andere sporen van illegaal drukwerk. Illegaal of clandestien drukken deed Tamminga vermoedelijk zowel met een van zijn handpersen als met een van de aanwezige elektrische persen, hoewel die laatste ingeleverd moesten worden bij de Duitsers. Carmiggelt: ‘Voor in de drukkerij lag een gedemonteerde pers op de grond maar hij heeft dat inleveren altijd weten te traineren. Hij had een paar Heidelberger handpersen en hij had twee man in dienst, een oude en een jonge’. Tamminga heeft na de sluiting van de drukkerij altijd elektriciteit afgetapt bij de buren, ook tijdens de hongerwinter. De druksels die hij voor de Mansarde Pers maakte, waren allemaal op de handpers gedrukt, zelfs de duizend exemplaren van Henriette Roland Holst-van der Schalks bundel De loop is bijna volbracht (1944). Dit had waarschijnlijk te maken met het belang dat er binnen de Mansarde Pers werd gehecht aan de kwaliteit van de illustraties en de werken als geheel. Bakker kwam regelmatig langs bij Bantzinger met hem bekende auteurs, zoals Gerard den Brabander, Jacques Bloem, Ab Visser, Ed. Hoornik en Bertus Aafjes. Bantzinger hield een gastenboek bij: Liber amicorum, van 20 vi 1943 tot 15 viii 1945, waarin iedere auteur een stukje of een gedicht schreef wanneer hij de zolder bezocht en dat nog steeds in het bezit van de familie is. In juli 1943 kwam Jan Vermeulen samen met zijn vriend Gerrit Achterberg op bezoek op de zolder. Achterberg had een gedicht meegebracht en Bakker besloot het door Tamminga te laten drukken. Hoewel de oprichting van de Mansarde Pers waarschijnlijk meer een impulsieve actie was dan een voorbedacht plan, was met het voornemen het gedicht van Achterberg te drukken | |||||||||||||||||||
[pagina 60]
| |||||||||||||||||||
de Mansarde Pers een feit. Bert Bakker schreef op 9 juli 1943 aan Achterberg over de opzet van de reeks: ‘Het zijn alle uitgaven van de Mansarde-Pers, die gister door Tamminga, Kees [Bantzinger] en mij is opgericht en waar jouw boekjes de eerste nummers van zijn. Deze Mansarde-Pers (hoe vind je de naam?) - zolderpers, schuilzolderpers in het oorlogsjaar '43 - idee van kees) demonstreert het nauwe verband tusschen woord en beeld...’.Ga naar eind4 Achterberg schreef terug: ‘Jonge, jonge, wat zal dat mooi worden. Mannen van de Mansarde, noemen we jullie’. Het logo van de pers pronkte op het omslagvignet: een vierkantje met daarin een openstaand zolderraam met een balkje. Bakker, Bantzinger en Tamminga begonnen hun clandestiene pers vooral uit literaire overwegingen. Dat blijkt ook uit een latere uitspraak van Bantzinger: ‘Het waren geen teksten waarin de moffen uitgescholden werden. Bert wou de literatuur op gang houden’. | |||||||||||||||||||
UitgavenBakker besloot wat werd uitgegeven, Bantzinger maakte in een aantal gevallen de illustraties en Tamminga drukte. Bakker zorgde ook voor papier. Hij had hier enige ervaring mee, omdat hij voor Vrij Nederland verantwoordelijk was voor de papiervoorziening en hij via die weg veel leveranciers en fabrikanten van papier in Amsterdam kende. Huis. Ode van Gerrit Achterberg werd door Tamminga gedrukt in een oplage van 75 exemplaren en Bantzinger maakte de illustraties. Het gedicht was oorspronkelijk onder de titel ‘Ode’ in Achterbergs bundel Dead end (1940) verschenen. Maar Huis zou pas als derde uitgave van de Mansarde Pers verschijnen in november 1943. Een essay van Aafjes over Achterbergs werk en een bundel van Hoornik gingen eraan vooraf. Begin augustus 1943 verscheen een herdruk van een artikel dat in 1940 was opgenomen in het oktober-nummer van Criterium: Gerrit Achterberg, de dichter van de sarcophaag. Aanteekeningen bij zijn poëzie van Bertus Aafjes. Halverwege diezelfde maand verscheen Tweespalt, Hoorniks enige clandestiene publicatie, gedrukt in een oplage van maar liefst 750 exemplaren. Tweespalt kreeg een omslagvignet van Bantzinger en het portret van Hoornik binnenin was gemaakt door Carel Willink. Het plan was dat Hoornik zou helpen de Mansarde-publicaties te verspreiden. Bakker schreef aan Achterberg op 25 juli 1943: ‘Je weet van Kees natuurlijk, dat Eddy Hoornik de boeken aan den man zal brengen. Hij heet dan “le pigeon de la Mansarde”’. In 1944 verschenen er zes uitgaven: drie van de Mansarde Pers, één van de Tababa Pers en twee van de Final Stage Press. Bij de Mansarde waren dat Omne animal van Aafjes, Waaiend pluis van Anton van Duinkerken en De loop is bijna volbracht van Henriette Roland Holst. De Tababa Pers werd in het leven geroepen voor Het landschap van Bert Bakker. In het colofon van de door Bantzinger geïllustreerde bundel van Bakker staat dat de oplage van veertig exemplaren werd vervaardigd op de handpers en dat die uitsluitend bestemd waren voor ‘de vrienden van de dichter en teekenaar’. Aannemelijk is dat ‘Tababa’ werd verzonnen om voor directe kennissen een persoonlijker noot aan de uitgave te verlenen; de naam stond immers voor de beginletters van Tamminga, | |||||||||||||||||||
[pagina 61]
| |||||||||||||||||||
[pagina 62]
| |||||||||||||||||||
Bantzinger en Bakker. De Final Stage Press ten slotte ontstond na Dolle Dinsdag uit optimisme over de naderende bevrijding. Onder deze naam verschenen de eveneens door Bantzinger geïllustreerde bloemlezing Hart en lied van Jan Engelman en Het leven bloeit op de ruïnes van A.M. Hammacher, een essay over de met Bakker bevriende schilderes Charley Toorop. Van beide uitgaven van de Final Stage Press werden vierhonderd exemplaren gedrukt. De bundel Omne animal van Aafjes, die maar liefst 64 bladzijden telt, verscheen in een oplage van 275 exemplaren; Bantzinger maakte bij elk van de opgenomen gedichten een erotische tekening. Van Waaiend pluis werd een oplage van honderd exemplaren gedrukt op de handpers, zoals blijkt uit het colofon, en deze exemplaren zijn gesigneerd door de auteur en voorzien van een gouden vignet op het omslag. Daarnaast zijn er nog zeshonderd exemplaren van gedrukt, zonder die bijzonderheden. De loop is bijna volbracht werd gedrukt in een oplage van duizend exemplaren.
In totaal werden er in de oorlog door Bakker en Tamminga tien uitgaven verwezenlijkt. Dat is een beperkt aantal, vergeleken met beroemde andere clandestiene persen zoals De Bezige Bij. Er moet echter wel rekening mee worden gehouden dat deze uitgaven maar over twee jaar verspreid zijn; in 1945 verscheen er namelijk niets meer van de pers. Bovendien leek Bakker geen grote productie voor ogen te hebben: hij bracht alleen titels uit die hij daadwerkelijk de moeite waard vond en alléén als hij ze in hoge kwaliteit kon leveren. Dat blijkt ook wel uit de algemene waardering die de publicaties ontvingen. Gerrit Achterberg schreef op 19 juli 1944 aan Bakker: ‘Over de Mansarde hoor ik veel spreken. Hij staat (Ze staat) aan de spits’. De Mansarde Pers deed het goed en er bestond veel belangstelling voor de uitgaven. Al een half jaar na de oprichting bleek dat Huis was uitverkocht en dat Reiziger ‘doet’ Golgotha goed werd verkocht. ‘De dichter van de sarcophaag loopt het hardst’, aldus Bakker op 1 december 1943 aan Achterberg. Achterberg had op 27 november aan Jan Vermeulen geschreven: ‘“Huis” en “Reiziger” heeft Kees [Bantzinger] me gestuurd. Zag je ze al? De platen zijn, zoover ik 't kan zien, uitstekend’. En na de ontvangst van Les fleurs du mal van Charles Baudelaire en Aafjes' Gerrit Achterberg. De dichter van de sarcophaag schreef Achterberg in december aan Bakker: ‘Wat een pracht! Wat een pracht! Ik dank je heel veel voor deze schoone Baudelaire, ik had ze nog niet gezien [...]. Ook met Bertus' essay ben ik erg blij. Ook deze uitgave is goed hè? Ik hoop voor de mannen van De Mansarde dat er nog veel boeken zullen volgen’. | |||||||||||||||||||
VerzetskringenTerwijl Tamminga vooral bezig was met ondergrondse verzetspraktijken, begaf Bert Bakker zich vooral in sociaal opzicht in verzetskringen. Voor een bijdrage aan de Mansarde Pers had hij ook gedacht aan de dichter Ed. Hoornik, journalist bij het gelijkgeschakelde Algemeen Handelsblad, totdat hij hier uit onvrede mee was gestopt en zich voor allerlei verzetsklusjes liet inschakelen. Hij zamelde goederen in voor gegijzelde dan wel gevangen genomen schrij- | |||||||||||||||||||
[pagina 63]
| |||||||||||||||||||
vers als Anthonie Donker, Anton van Duinkerken en Jan Campert. Bovendien werkte hij samen met de verzetsgroep cs-6. Hoornik zelf was er nuchter over: ‘We hieven Criterium op en tegelijk nam ik ontslag bij het Algemeen Handelsblad, waar ik redacteur was. Kort daarop dook ik onder. Ik deed een beetje verzetswerk, een boodschapje hier, een clandestiene lezing daar, het had niet veel te betekenen’.Ga naar eind5 Op 18 augustus 1943 werd de verschijning van Ed. Hoorniks bundel Tweespalt bij de Mansarde Pers aangegrepen voor een feest, in dit geval in Amsterdam bij Hoornik thuis. Aangetrokken door het lawaai deden de Duitsers een inval, waarbij alle aanwezigen werden gearresteerd. Bakker en de dichter Gerard den Brabander werden begin oktober weer vrijgelaten, Hoornik verdween naar een concentratiekamp en Hans Katan werd kort daarna gefusilleerd.Ga naar eind6 De dichter Gerard den Brabander, die gelijktijdig was opgepakt, was geen verzetsfiguur, hij was een ‘bohémien’ die ‘leefde’ in cafés. Hij kwam overal over de vloer, ook bij drukkerij ando. Toch werd hij door niemand in vertrouwen genomen. Hij zou aan een ‘gevaarlijke loslippigheid’ hebben geleden ten gevolge van drankgebruik.Ga naar eind7 Hans Katan aan de andere kant was voor de Duitsers wel degelijk een grote vangst. Hij vormde met enkele andere jongelui als Pam Pooters en Leo FrijdaBert Bakker (links) met Ed. Hoornik, 20 mei 1955
| |||||||||||||||||||
[pagina 64]
| |||||||||||||||||||
de kern van verzetsgroep cs-6. Deze verzetsgroep had zich, na een periode van vooral sabotage en brandstichting, als doel gesteld vooraanstaande collaborateurs te liquideren en had hier ook enige successen in behaald. Hoorniks woning was een van de contactadressen voor cs-6, aldus Martien J.G. de Jong, die in 1988 en 1989 gesprekken voerde met enkele cs-6 overlevenden. Het netwerk waar dit groepje ‘vrije geesten’ elkaar leerde kennen, bestond onder meer uit kunstenaarssociëteit De Kring, gelegen bij het Leidseplein in Amsterdam. Hier lieten in de oorlog zowel Gerard den Brabander, Ed. Hoornik, Anton van Duinkerken als Bertus Aafjes met regelmaat hun gezicht zien. Ook café Eylders was een dergelijk etablissement. ‘We waren een stel mensen die mekaar overal tegenkwamen. Bij Eylders of bij iemand thuis. Omdat je allemaal tegen het fascisme was’, aldus de zus van Pam Pooters. Ook Cees Bantzinger was al aan het begin van de oorlog een regelmatige gast bij Eylders. Aan Lewin vertelde dichter en de latere kunstredacteur Jan Spierdijk dat hij op 18 augustus 1943 aanwezig was in De Kring toen er een algemene uitnodiging rondging om met Hoornik mee te gaan naar ‘nog een feestje’. ‘Wie wilde kon mee.’ Bert Bakkers fameuze gevangenschap lijkt niet in direct verband met de Mansarde Pers te hebben gestaan. Over motieven voor Bakkers arrestatie is veel gespeculeerd door onder anderen Victorine Hefting, die verklaarde dat Bakker ter dood was veroordeeld, maar door een onbekende was vrijgekocht, en door Adriaan Venema die verklaarde dat deze onbekende de verzetsman prof. mr. J. Oranje was geweest. Volgens recenter onderzoek van bijvoorbeeld Lisette Lewin lijkt hier echter niets van waar te zijn. Bakker voelde blijkbaar dat hij na zijn gevangenschap dan ook door kon gaan met de Mansarde Pers. In de correspondenties van Gerrit Achterberg en Bertus Aafjes werd wat betreft de reden van Bakkers arrestatie het volgende opgemerkt: ‘Ik was den laatsten tijd wat overspannen; m'n arrestatie overviel me ook niet zoo erg, al had ik met de heele zaak niets te maken’, aldus Bakker op 1 december 1943 aan Achterberg. Bertus Aafjes schreef aan Vermeulen: ‘De gehele zaak schijnt op een noodlottig misverstand te berusten. Wat er ook van zij, het is droevig geweest’. Na zijn vrijlating in oktober 1943 werd Bakker met opluchting en blijdschap verwelkomd op de zolder van drukkerij ando. Ben Aalbers en Bantzinger gaven hem een welkomstgeschenk waar zij en hun echtgenotes tijdens Bakkers gevangenschap aan hadden gewerkt: een in kalfsleer ingebonden en van echt perkament gemaakt boek, 48 dagen achter tralies, dat integraal in het kleurkatern van dit nummer is afgedrukt. Bantzinger schreef hierin: ‘De eerste reactie op het bericht van je gevangenschap was een overhaaste vlucht naar andere oorden; een verdwijnen van alle sporen der mansarde’. Uit deze uitspraak blijkt de angst dat Bakker was gearresteerd vanwege zijn clandestiene uitgaven. Wellicht waren Bakkers vrienden bang dat hij tijdens een verhoor zou doorslaan. Maar de 48 dagen van Bakkers gevangenschap bleken ondanks Bantzingers beschreven reactie productief voor de pers. Van Gerrit Achterberg zag Reiziger ‘doet’ Golgotha het licht, een boekje van twaalf pagina's dat net als Tweespalt illustraties van Bantzinger bevatte en in maar liefst 750 exemplaren werd gedrukt. | |||||||||||||||||||
[pagina 65]
| |||||||||||||||||||
Achterberg en de mannen van de Mansarde hadden dan ook contact met elkaar. ‘'t Blijkt dat Kees weer op z'n Mansarde zit. [...] Eddy is in Vught. Ik zou hem graag schrijven, als 't ie daar wat aan had. En wie weet voor hoe lang? 't Is vreeselijk’, schreef hij op 27 november 1943 aan Jan Vermeulen. De Mansarde ging verder zonder Hoorniks hulp. Ongetwijfeld had Bakker zo zijn eigen adressen waar hij exemplaren afleverde. Ook bezocht hij zelf boekhandels waar hij clandestiene uitgaven aanbood. ‘Bert kwam die dingen ook gewoon aanbieden hoor. Met illegaliteit had het niet veel te maken’, vertelde voormalig boekhandelaar Wim Schouten. De verkoop van de boekjes was vrij gemakkelijk. ‘Het was helemaal niet riskant.’ | |||||||||||||||||||
Na de oorlogVoor de Mansarde Pers viel het doek pas ver in de hongerwinter. De papierschaarste bereikte een hoogtepunt en ook de persoonlijke omstandigheden waren slecht. Na de druk van Engelmans Hart en lied bij de Final Stage Press vielen de persen bij ando stil. Na de oorlog werden de meeste gedichten die de Mansarde Pers had uitgegeven, herdrukt. Zo zijn Achterbergs uitgaafjes opgenomen in Cryptogamen (1946) en in En Jezus schreef in 't zand (1947); Omne animal van Aafjes in diens verzamelbundel Gedichten (1947); Waaiend pluis van Anton van Duinkerken in Tobias met den engel (1946) en een aantal in Verzen uit St. Michielsgestel (1946). De vier gedichten uit De loop is bijna volbracht van Henriette Roland Holst-van der Schalk vormden de eerste van een cyclus van 22 gedichten die opgenomen werden in In de webbe der tijden (1947). De herdrukken zijn allemaal, op één uitzondering na, verspreid geraakt over verschillende uitgeverijen. Alleen de bundel En Jezus schreef in 't zand, met daarin Reiziger ‘doet’ Golgotha, verscheen bij D.A. Daamen. De andere bundels werden uitgegeven bij Stols, Querido, Contact, Het Spectrum, en W.L. & J. Brusse. Erg verwonderlijk is dat niet. Achterberg en Aafjes, hadden veel contacten met diverse clandestiene uitgevers tijdens de oorlog. Beiden lieten tijdens de oorlog bij zeven verschillende uitgevers werk drukken. Na de oorlog viel het contact tussen de oprichters van de Mansarde Pers weg. De censuur verdween, boeken uitgeven mocht weer, ieder ging zijn eigen weg. Na de bevrijding zagen Bert Bakker en Kees Bantzinger elkaar nauwelijks meer. Ook de andere contacten vervaagden: ‘alles spatte uit elkaar’, aldus Ben Aalbers. De netwerken tijdens de oorlog waren toch vooral gelegenheidsgroeperingen. Het gemeenschappelijke anti-Duitse gevoel en de behoefte met gelijkgezinden om te gaan was er na de oorlog niet meer. Alles normaliseerde, er wachtte een nieuwe toekomst. Men dacht liever niet aan de oorlog terug. In 1946 verscheen echter nog één publicatie onder de naam Mansarde Pers, weliswaar ‘onder de hoede van D.A. Daamen n.v.’ gepubliceerd, maar niettemin met het logo van de zolderpers. Het betrof een essay van Theun de Vries, M. Nijhoff Wandelaar in de werkelijkheid. Het is onduidelijk waarom dit werk niet in de oorlog verscheen. De Vries schreef het essay eind 1942, begin 1943 en beweerde in zijn verantwoording bij de publicatie dat het de opzet was | |||||||||||||||||||
[pagina 66]
| |||||||||||||||||||
geweest ‘om het werkje in 1944 als ondergrondse uitgave in de Mansarde Pers te doen verschijnen’ wat ‘door onvoorziene omstandigheden, o.a. door mijn arrestatie, niet [kon] worden verwezenlijkt’. Dit is echter in tegenspraak met de berichten aan zijn vaste uitgever Van Loghum Slaterus, aan wie hij het begin februari 1943 ter publicatie aanbood; op 1 maart meldde hij dat het essay gereed was.Ga naar eind8 Het essay was mogelijk al in het bezit van Bakker en zijn collega's vóór Bakkers arrestatie, maar aangenomen mag worden dat de uitgave van een marxistische lezing van Nijhoffs werk door een actief gezochte communist niet opportuun werd geacht. De typografie en druk zijn nog van de hand van Tamminga, zo staat vermeld in het colofon. Maar het lijkt vooral een initiatief van De Vries zelf geweest te zijn, in samenwerking met Bakker, om de naam Mansarde er in 1946 nog aan te verbinden: ‘ik [heb] er de voorkeur aan gegeven, het essay te laten in de vorm, waarin het is ontstaan: een vrucht van de illegaliteit, waarbij het hanteren van een door de fascisten geïncrimineerde methode dubbel aantrekkelijk was’. | |||||||||||||||||||
Bronnen
|
|