innering wat Bakker tegen hem placht te zeggen als er weer een boek was verschenen waaraan hij zijn ziel en zaligheid had verpand: ‘Wat zou er zonder ons van de Nederlandse literatuur terecht gekomen zijn’.
Bert Bakker en zijn fonds worden in deze speciale aflevering in een veelheid van bijdragen belicht: zijn plaats binnen het uitgeverijveld, zijn positie binnen het Haagse kunstleven, zijn literaire werk, zijn verhouding tot auteurs als Lucebert, Paul Rodenko, Paul Snoek, Hans Warren, H. Voordewind, zijn relatie tot ‘vrouwenpoëzie’, zijn clandestiene Mansarde Pers, zijn tijdschrift Maatstaf, en de Ooievaar-pockets. De veelheid van onderwerpen maakt een sporadische overlapping onvermijdelijk.
Alle auteurs van dit themanummer konden voor hun onderzoek gebruik maken van onder meer het omvangrijke archief van de uitgeverij dat bewaard wordt bij het Letterkundig Museum.
Dit nummer zou niet tot stand gekomen zijn zonder de inbreng van Lisa Kuitert, hoogleraar Boekwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam, die in het semester 2005-2006 met haar studenten een onderzoeksblok wijdde aan Bert Bakker en zijn fonds. Een aanzienlijk aantal bijdragen in dit nummer vloeit voort uit dat college. Voorts is de redactie veel dank verschuldigd aan Pauline Bloemsma voor het enthousiasme waarmee zij de beeldredactie voor haar rekening heeft willen nemen.
Sjoerd van Faassen & Hans Renders