ZL. Jaargang 3
(2003-2004)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
‘Een soort Nederlandsche Nouvelles Littéraires’
| |
Les Nouvelles Littéraires als voorbeeldZowel in de vergadering van de Bond van Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkundigen (een samenwerkingsverband tussen de Vlaamse en de Nederlandse Vereeniging van Letterkundigen) op 26 oktober 1930, als in de daaropvolgende vergadering van de VVvL op 6 november 1930 werd expliciet het in 1922 gestarte Les Nouvelles Littéraires, Artistiques et Scientifiques, | |
[pagina 31]
| |
Korneel Goossens (amvc-Letterenhuis)
Hebdomadaire d'information de critique et de bibliographie als voorbeeld gezien.Ga naar eind2 Dit weekblad werd uitgegeven door de Parijse Librairie Larousse. Wat maakte het blad voor de Vlamingen zo aantrekkelijk? Les Nouvelles Littéraires gold in Frankrijk als model voor literaire publiekstijdschriften en heette aan de bron te staan van de vernieuwing van de literaire journalistiek tussen de beide wereldoorlogen. Het kende een grote verspreiding.Ga naar eind3 Dankzij Frédéric Lefèvre, de toenmalige redactiechef, werd het literaire interview een geëigende vorm van aandacht voor de literatuur. Van Loghum Slaterus had sinds 1928 een abonnement op Les Nouvelles Littéraires ten behoeve van Dirk Coster en Anthonie Donker, respectievelijk redacteur van het door Van Loghum Slaterus uitgegeven maandblad De Stem en het hierboven al genoemde Critisch Bulletin, want ook in Nederland werd het blad gelezen en als voorbeeld benut. Zo werd binnen de kring van het literaire tijdschrift De Vrije Bladen destijds geklaagd dat er geen bladen waren waarin ‘korte, kernige, actueel literaire journalistiek’ kon worden gepubli- | |
[pagina 32]
| |
ceerd. En daarom hadden Henrik Scholte en Jan Campert in 1925 het plan geopperd om ‘een soort “literaire krant”’ uit te geven, naar analogie van ‘het genre der “Nouvelles Littéraires”’, dat zij altijd afgunstig hadden opengeslagen, zoals Scholte aan D.A.M. Binnendijk schreef. Het bijvoegsel van de Nieuwe Rotterdamsche Courant (NRC) - dat op dat moment onder redactie van Johan de Meester stond - vonden Scholte en Campert nog het meest in de buurt komen van wat hun voor ogen zweefde.Ga naar eind4 Zij bleven niet de enigen met een dergelijk plan. Bij Nijgh & Van Ditmar was bijvoorbeeld sinds de zomer van 1930 op initiatief van Everard Bouws, een vriend van Menno ter Braak, E. du Perron en J. Slauerhoff, een cultureel weekblad in voorbereiding. Er kan ook gewezen worden op een later plan uit 1938, het jaar dat S. Vestdijk literatuurredacteur van de NRC zou worden. Du Perron had, net als Jan Campert, tevergeefs naar die vacante plaats gesolliciteerd en had bovendien ruzie over zijn matig gewaardeerde medewerking aan het Haagse dagblad Het Vaderland, dat net als de NRC van het Nijgh-concern deel uitmaakte. Du Perron schreef Vestdijk in mei van dat jaar: ‘Dit heele krantenvak is verrot; er is maar één kans voor ons: een eigen blad oprichten en daar “zaken mee maken”! Hoe lap je 'm dat? Is daar niet over te denken? Zouden wij in Holland niet iets uit kunnen geven als Les Nouvelles Littéraires of die “gids” van Colmjon-Verbraak [sic] in het 10× betere?’Ga naar eind5 | |
Den Gulden WinckelDe vraag rijst inderdaad waarom in Vlaanderen zo nadrukkelijk gekozen werd voor Les Nouvelles Littéraires als voorbeeld voor het beoogde weekblad. De voornaamste bestaansreden van het weekblad zou zijn de Vlaamse literatuur in Nederland te propageren. De initiatiefnemers hadden dus ook de blik naar het Noorden kunnen richten en zich bijvoorbeeld kunnen spiegelen aan het door Du Perron bedoelde De Litteraire Gids van de Haagse boekverkopers Gerben Colmjon en Lex Verbraeck, die sinds 1926 verscheen, en die blijkens de beginselverklaring was opgericht ‘wegens het gebrek aan up to date en zaakkundige voorlichting door de pers, vooral de dagbladpers, betreffende belangrijke verschijnende bellettrie’. Of aan het sinds 1902 verschijnende Den Gulden Winckel, Geïllustreerd maandblad voor boekenvrienden. Den Gulden Winckel was van januari 1925 tot september 1929 geredigeerd door Gerard van Eckeren en J. Greshoff en stond na een wisseling van uitgever nu onder redactie van Wijnand Kramers. Het maandelijks verschijnende blad had een levendig karakter en publiceerde besprekingen, boekaankondigingen, berichten en sinds 1924 de befaamde literaire interviews van G.H. 's-Gravesande. Wordt Les Nouvelles Littéraires in Frankrijk gezien als het eerste blad dat de literaire journalistiek een ander aanzien heeft gegeven, Den Gulden Winckel en het even oude The Times Literary Supplement maken gezien hun leeftijd en inhoud meer aanspraak op die koppositie. | |
[pagina 33]
| |
Den Gulden Winckel, Januari 1930 (Letterkundig Museum)
| |
Critisch BulletinEr was echter nóg een tijdschrift waarbij de Vlaamse plannenmakers aansluiting hadden kunnen zoeken als zij niet zo krampachtig hadden gestreefd naar een exclusief Vlaams tijdschrift. In januari 1930 was bij uitgeverij Van Loghum Slaterus de eerste aflevering van Critisch Bulletin, Maandblad voor letterkundige kritiek verschenen.Ga naar eind6 Critisch Bulletin stond onder redactie van de criticus Anthonie Donker (pseudoniem van N.A. Donkersloot, 1902-1965), die in het Zwitserse Davos als leraar werkzaam was. | |
[pagina 34]
| |
De eerste aflevering van Critisch Bulletin, januari 1930 (Letterkundig Museum)
In het eind 1929 verspreide prospectus voor Critisch Bulletin, dat in december 1929 ook in De Stem werd afgedrukt, was erover geklaagd dat de Nederlandse literaire kritiek te weinig ‘leiding’ gaf. Critisch Bulletin wilde daarin verandering brengen ‘door onpartijdige, samenvattende en bij voorkeur opbouwende critiek [...] leiding en voorlichting te geven. Door uit de overtalrijke binnenlandsche en buitenlandsche publicaties het belangrijkste te lichten, en in niet al te uitvoerige, doeltreffend synthetische critieken te bespreken, denkt het dit doel te bereiken. Voorts door onderzoek naar de waarde van bepaalde succesboeken, door het op den voorgrond brengen van ten onrechte onopgemerkte werken, en eventueel ook door het signaleeren van partijdige, misleidende critiek en het zoo objectief mogelijk ophelderen van misverstanden’. Aan de verhouding tot de Vlaamse literatuur werd geen afzonderlijke passage gewijd in dit prospectus, maar uit een omstreeks 1934 verspreid prospectus blijkt impliciet dat de Vlaamse literatuur in de ogen van uitgever en redacteur van Critisch Bulletin niet afzonderlijk werd beschouwd, maar gerekend werd tot de Nederlandse literatuur. | |
[pagina 35]
| |
De omvang van Critisch Bulletin was aanvankelijk slechts één vel druks. In Critisch Bulletin werden, zoals de ondertitel aangeeft, voornamelijk recensies gepubliceerd, in de eerste jaargang maandelijks zeven à acht, terwijl er ook regelmatig een rubriek ‘Critische curiosa’ werd opgenomen. Het tijdschrift richtte zich uiteraard niet specifiek op Vlaamse literatuur, zelfs niet specifiek op de Nederlandse, maar publiceerde ook recensies van Engelse, Franse en Duitse boeken. Het beperkte zich bovendien niet tot literatuur. De meesten van de slechts achttien medewerkers aan de eerste jaargang waren Nederlander, maar dat was niet principieel, want in de eerste jaargang staan zes bijdragen van de Vlaming Karel Leroux. | |
Eerdere pogingenDeze poging van eind 1930 was niet de eerste die de (Vlaamse) Vereeniging van Letterkundigen had ondernomen om door middel van een regelmatig verschijnend blad de Vlaamse literatuur onder de aandacht te brengen. Al in september 1925 stuurde het bestuur van de VVvL een circulaire aan zijn leden en andere mogelijke belangstellenden over de Mededeelingen aan de Pers; daarin was al sprake van Les Nouvelles Littéraires als voorbeeld. In de circulaire was onder meer te lezen: ‘Het is voldoende bij de boekhandelaars de stapels
Circulaire over Mededeelingen aan de Pers van de VVvL, circa september 1925 (Letterkundig Museum)
| |
[pagina 36]
| |
Fransche boeken die daar verkocht worden, te vergelijken met het getal Vlaamsche en Nederlandsche werken om op beschamende wijze eigen minderheid in te zien. Een vergelijking echter van de literaire rubrieken in de Fransche bladen, met wat er in de Vlaamsche pers aan onze letterkunde wordt gewijd, zal die minderheid eenigszins verklaren. Een propaganda-werk, door een weekblad als b.v. “Les Nouvelles Litteraires” verricht, is zoo belangrijk dat meer dan één Vlaamsch letterkundige moet bekennen dat hij thans beter op de hoogte is van de Fransche literatuur dan van wat er in eigen land verschijnt’.Ga naar eind7 Naast de aangekondigde verschijning van de Mededeelingen aan de Pers kon de VVvL in dezelfde circulaire nog melden dat vanaf dezelfde maand september Paul Kenis in het Nederlandse weekblad de Haagsche Post dan wel de Haagsche Post voor België maandelijks ‘een bijvoegsel [..] geheel aan Vlaamsche letterkunde gewijd’ zou redigeren. Over dit bijvoegsel is niets meer vernomen.Ga naar eind8 De Mededeelingen zouden verschijnen van oktober 1925 tot en met
Eerste aflevering van Het Kompas, Maandelijksche mededeelingen, april 1930 (Letterkundig Museum)
| |
[pagina 37]
| |
februari 1926. De afleveringen bestonden uit slechts één blad van wisselende afmeting en omvatten korte, gemiddeld achtregelige berichtjes in krantenkolomopmaak over verschenen of voorgenomen uitgaven.Ga naar eind9 Vier jaar later nam de VVvL het initiatief tot oprichting van de Vereeniging ter Bevordering van het Vlaamsche Boekwezen (VBVB) met als doel het doorbreken van de Franstalige dominantie in de Cercle Belge de la Librairie en in het Syndicat des Éditeurs Belges.Ga naar eind10 De VBVB verspreidde vanaf januari 1929 een aantal proefnummers van het tweemaandelijkse Boekenkast, Nieuwsblad voor het Nederlandsche boek in Vlaanderen, dat in oktober 1929 regulier begon te verschijnen. Boekenkast werd voor de VBVB uitgegeven door Eugène de Bock van uitgeverij De Sikkel in Antwerpen. In februari 1933 verscheen het laatste nummer. Maar dat was niet een echt einde, want het tijdschrift werd van april 1933 tot en met mei 1937 in andere gedaante voortgezet onder de titel De Boekenkast, Maandschrift voor boekenliefhebbers of die het willen worden. Die nieuwe reeks verscheen onder redactie van Marnix Gijsen bij Het Kompas, de uitgeverij van Korneel Goossens. De Bock, die ten onrechte claimt Boekenkast tot het einde te hebben uitgegeven, haalde in zijn herinneringen Boekenkast en zijn opvolger De Boekenkast enigszins door elkaar toen hij schreef: ‘Op 1 januari '29 gaat De Boekenkast verschijnen, Nieuwsblad voor het Nederlandse Boek in Vlaanderen met Marnix Gijsen als redacteur [...]’, maar stelde waarschijnlijk wel terecht: ‘Voor een geschiedenis van de Vlaamse heropleving is deze Boekenkast ongetwijfeld van belang’.Ga naar eind11 De immer actieve Goossens had bovendien in 1930 en 1931 een aantal afleveringen van Het Kompas, Maandelijksche mededeelingen verspreid, weliswaar een blad dat bedoeld was om Goossens' eigen uitgaven aan de man te brengen, maar dat door Goossens' vele en belangrijke vertegenwoordigingen toch een ruimer karakter had dan alleen dat. | |
Een ‘letterkundig nieuwsblad’Tijdens de vergadering van 11 oktober 1930 in de Vlaamsche Club in Brussel besloot het bestuur van de VVvL dat Lode Baekelmans - die nauw betrokken was bij Boekenkast - tijdens de bijeenkomst met de Nederlandse collega's het woord zou voeren over de propaganda voor de Noord-Nederlandse literatuur in Vlaanderen.Ga naar eind12 Over de propaganda van de Vlaamse literatuur in Nederland zou Herman Robbers of Gerard van Hulzen gevraagd worden iets te zeggen. De notulen meldden voorts: ‘De h. Roelants had zich anders ook bereid verklaard een woordje in deze kwestie te zeggen, mn. over het uitgeven van een soort Nederlandsche “Nouvelles Littéraires”’. Tijdens de vergadering van de Bond van Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkundigen in Antwerpen op 26 oktober werd inderdaad gepleit voor een weekblad ‘uitsluitend gewijd aan literaire aangelegenheden’.Ga naar eind13 In het jaarverslag van de VVvL over het jaar 1930, dat op zondag 9 november 1930 wat pre- | |
[pagina 38]
| |
matuur tijdens een algemene ledenvergadering in de Vlaamsche Club was goedgekeurd, werd vermeld dat tijdens die vergadering Baekelmans en Roelants inderdaad ‘een speciale lans [hadden] gebroken voor de verspreiding van de Vlaamsche uitgaven in Nederland’. Eén van de op die vergadering van 26 oktober geformuleerde wensen betrof ‘het tot stand komen van een commissie tot het oprichten van een letterkundig nieuwsblad, dat liefst wekelijks zou verschijnen en bedoeld zou worden als een tegenhanger in Vlaanderen van het Fransche weekblad “Les Nouvelles Littéraires”, dat de aandacht van ons Vlaamsch lezend publiek in zulke mate naar de Fransche lit. oriënteert, dat het meer belangstelling voor het Fransche boek dan voor het Vl. gaat krijgen.’ Herman Robbers was inderdaad op de bijeenkomst aanwezig geweest. Hij had in 1906 - net als de niet-aanwezige Van Hulzen - behoord tot de oprichters van de Nederlandse Vereeniging van Letterkundigen [VvL]; hij was bestuurslid van de Bond van Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkundigen, maar waarschijnlijk was hij als spreker vooral gevraagd omdat hij redacteur was van Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift en tot 1931 directeur van uitgeverij Elsevier. Robbers had tijdens de bijeenkomst blijkens de notulen echter niets te melden gehad over het ‘letterkundig nieuwsblad’. De belangrijkste andere aanwezige Nederlanders waren Hein Boeken, Frans Mijnssen en Henriëtte Mooy, die eveneens geen van drieën iets over het nieuwsblad te berde brachten.Ga naar eind14 Blijkens het verslag meende Roelants ‘in Noord-Nederland een ongemotiveerde vooringenomenheid te bespeuren tegen het in Vlaanderen uitgegeven Vl. boek’. Hij beweerde verder: ‘De Vl. uitgeverij is nog verre van volmaakt, maar toch worden hier reeds uitslagen bereikt, die de belangstelling van het beschaafde lezerspubliek, ook in het Noorden, waardig zijn’, en vond het om die al dan niet vermeende ‘vooringenomenheid’ te bestrijden ‘wenschelijk een weekblad uit te geven, uitsluitend gewijd aan literaire aangelegenheden’. | |
Maurice Roelants' dubbele agendaOp de half oktober gehouden bestuursvergadering van de VVvL werd zoals gezegd nadrukkelijk gemeld dat Maurice Roelants zich had opgeworpen ‘het uitgeven van een soort Nederlandsche “Nouvelles Littéraires”’ te verdedigen. Waarschijnlijk had Roelants een dubbele agenda. Zijn eigen werk verscheen net als dat van Walschap bij Nijgh & Van Ditmar en in Roelants' geval ook deels bij Stols; hij was in 1928 een jaar lang redacteur van De Vrije Bladen geweestGa naar eind15 en zou bovendien eind 1931 toetreden tot de redactie van het dan opgerichte maandblad Forum, waarvoor de eerste voorbereidingen al zomer 1930, dus een aantal maanden vóór er sprake was van het VVvL-weekblad, plaatsvonden. In zijn wat dateringen betreft soms wat onvaste herinneringen aan Forum rept Roelants met geen woord over het al genoemde, uit de zomer van 1930 daterende, plan van Everard Bouws een cultureel weekblad te beginnen.Ga naar eind16 | |
[pagina 39]
| |
Proefnummer van De Boekenkast,
Nieuwsblad voor het Nederlandsche boek in Vlaanderen, januari 1929 (Letterkundig Museum) In augustus van dat jaar gaf Bouws zijn idee verdere invulling; als kandidaten voor de redactie zag hij Menno ter Braak, E. du Perron, J. Slauerhoff en Victor E. van Vriesland.Ga naar eind17 Roelants moet welhaast van die ideeën hebben afgeweten, al was het alleen maar doordat hij de genoemden bijna allen frequent ontmoette in zijn stamkroeg La Lunette in BrusselGa naar eind18 en Nijgh & Van Ditmar - immers ook Roelants' uitgever - geacht werd Bouws' weekblad te gaan exploiteren. Bouws vertelde later in een interview toen al gezocht te hebben naar een Vlaamse redacteur en daarvoor in die fase Roelants te hebben voorgesteld.Ga naar eind19 Pas toen een mogelijke fusie met De Vrije Bladen mislukte, kwam in augustus 1931 het plan voor een eigen tijdschrift weer naar voren en werd Forum - een maandblad - geboren. Op verzoek van Doeke Zijlstra, de directeur van Nijgh & Van Ditmar, werd toen opnieuw aan Roelants gevraagd als redacteur voor Vlaanderen op te treden. | |
[pagina 40]
| |
Het merkwaardige is dat Roelants geen enkele poging heeft ondernomen om Bouws' plan te verbinden met dat van de VVvL. Zo heel vreemd zou dat niet geweest zijn. Misschien vond Roelants het wel plezierig meerdere ijzers in het vuur te hebben?
J.L. van Tricht (Letterkundig Museum)
| |
‘Geen invoerartikel uit Holland’Op de bovengenoemde vergadering van de Bond van Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkundigen op 26 oktober 1930 zou Roelants blijkens de notulen ook nog hebben gezegd, ‘dat het weekblad geen invoerartikel uit Holland mag zijn. Hij wenscht wel samenwerking tusschen Vlaanderen en Nederland. Ook wenscht hij een commissie tot stand te zien komen tot het stichten van het weekblad’. Op de vergadering van 9 november 1930 had Roelants gespecificeerd ‘dat deze commissie slechts de idee zou moeten bevorderen; zij zou slechts de bemiddelaarster zijn tusschen personen met interessante plannen; zij zou zien waar aansluiting kan worden gezocht; zij zou onderzoeken of het plan uitvoerbaar zou zijn en op welke wijze’. Paul Kenis, die net als Roelants van de tijdens deze vergadering ingestelde voorbereidingscommissie voor het weekblad deel zou uitmaken, stelde voor ‘niet met Holland saam te gaan, of wel zij [=zou] het blad te duur komen, ofwel zou het in Vlaanderen niet de belangstelling verwekken welke we nodig hebben’. Kenis was, evenals zijn mede-commissielid Lode Zielens, bestuurslid van de VVvL; beiden kenden het klappen van de zweep, want waren in de journalistiek werkzaam: Zielens bij de socialistische De Volksgazet, waar hij sinds 1926 het wekelijkse culturele bijblad onder zijn hoede had, Kenis als redacteur van Week-end; de laatste had medio 1930 bovendien Een overzicht der Vlaamsche letterkunde na ‘Van Nu en Straks’ gepubliceerd en gaf ook les aan de Gentse Volkshoogeschool. Klagend over de geringe belangstelling voor Vlaamse literatuur in de kolommen van de Vlaamse dagbladen had Zielens kort tevoren in zijn bijdrage ‘Het dagblad ten overstaan van de letterkunde’ in Het Boek in Vlaanderen 1930 geschreven: ‘Ieder onbevooroordeeld mensch, wiens hart op de rechte plaats klopt, moet medelijden hebben met het lot van Vlaamsche schrijvers en hunne uitgevers. Er is nog van alles voor hen te doen! Voor wat de Vlaamsche schrijvers betreft, laat ons de gemeenplaats nog eens stellen: wat zouden zij zijn zonder Nederland [...]?’ (p. 46-47). | |
[pagina 41]
| |
Korneel Goossens - die eveneens deel uitmaakte van de voorbereidingscommissie - deelde op 9 november mee dat hij ‘reeds onderhandeld [had] met de firma's Nijgh en Van Ditmar, Van Loghem-Slaterus [sic] en Het Kompas’. Wat ongetwijfeld elke aanwezige op die vergadering wist, was dat Het Kompas Goossens' eigen firma was; die mededeling was dus enigszins bevreemdend. Maar van wat Goossens zei over de onderhandelingen met Nijgh & Van Ditmar en Van Loghum Slaterus was, zoals verderop zal blijken, geen woord gelogen. | |
‘De plannen hangen mij nog onomlijnd in het hoofd’Al op 30 oktober 1930, dus nog vóór er binnen de VVvL sprake was van een voorbereidingscommissie, nam Goossens nogal eigenmachtig contact op met J.L. van Tricht (1883-1964), de directeur van de in Arnhem gevestigde uitgeverij Van Loghum Slaterus, en schreef, zonder ook maar melding te maken van de betrokkenheid van de VVvL: ‘Ik heb een plan ter studie om een groot “Letterkundig Nieuwsblad” uit te geven in samenwerking met Hollandsche en Vlaamsche uitgevers. De “Nouvelles Litteraires” in Frankrijk zou een model voor dergelijk orgaan zijn. Ik meen dat dit een oplossing brengen zou inzake de recensies. Ik schrijf of spreek U hieromtrent wanneer ik iets meer weet. De plannen hangen mij nog onomlijnd in het hoofd’.Ga naar eind20
Korneel Goossens had een jaar tevoren, in september 1929, de importboekhandel Goossens & Co annex uitgeverij Het Kompas opgericht.Ga naar eind21 Goossens werkte nauw samen met het Amsterdamse uitgeversbedrijfje De Spieghel, van 1928 tot en met 1934 de uitgever van De Vrije Bladen.Ga naar eind22 De twee directrices van De Spieghel, Jantina van Klooster en Jacoba (‘Koos’) Schregardus waren, zoals Goossens op 30 december 1929 aan Van Tricht schreef, beiden vennoot van zijn firma. Naast De Spieghel, zou Goossens & Co onder meer ook Van Loghum Slaterus (vanaf februari 1930)Ga naar eind23 en Nijgh & Van Ditmar (vanaf november 1930) in België vertegenwoordigen. De Letterkundige Almanak voor Vlaanderen 1930 was zijn eerste zelfstandige uitgave, zoals hij in een korte geschiedenis van zijn firma schreef.Ga naar eind24
Van Loghum Slaterus gaf, zoals gezegd, sinds januari 1930 Critisch Bulletin uit. Aan redacteur Anthonie Donker schreef Van Tricht op 11 april, toen het tijdschrift dus nog maar vier afleveringen onderweg was, onder meer: ‘Groots opgezette maandschriften kosten zoveel, dat zij bijna zeker mislukken. U zoudt rillen als ik U vertelde welke bedragen de Stem verslonden heeft, waarvan de finantiele [sic] toestand eerst nu dragelik begint te worden. Het is uitgesloten, dat éen uitgever zich voor een zuiver krities tijdschrift dergelike offers zou kunnen getroosten’.Ga naar eind25 Ondanks die financiële bedenkingen stond Van Tricht in dit specifieke geval in beginsel toch niet afwijzend tegenover het | |
[pagina 42]
| |
voorgestelde Vlaamse ‘letterkundige nieuwsblad’. Op 1 november liet hij Goossens weten: ‘ik zal 't erg op prijs stellen, wanneer U daarover met mij wilt overleggen voor er andere uitgevers in te betrekken. U weet, dat ik met het “Critisch Bulletin” sinds 1 Jan. '30 reeds een poging in die richting doe, een zeer bescheiden poging, waar wellicht iets grooters uit groeien kan’. Het Vlaamse voorstel kantelde dus. De propaganda voor Vlaamse literatuur in Nederland als voornaamste doelstelling is in de handen van Van Tricht verworden tot een mogelijkheid om de exploitatie van Critisch Bulletin gezonder te maken. Goossens moest echter bekennen het plan ook al te hebben besproken met Doeke Zijlstra (1889-1940), de directeur van de in Rotterdam gevestigde uitgeverij Nijgh & Van Ditmar, wiens fonds hij in België ook vertegenwoordigde. Roelants suggereerde in zijn herinneringen aan Doeke Zijlsta, dat ‘de verstrengeling van belangen van de firma Nijgh en Van Ditmar met die van de jonge uitgeverij Het Kompas te Mechelen, die mij in het begin der jaren dertig de leiding had toevertrouwd van een serie Nederlandse en buitenlandse moderne klassieke auteurs De Feniks’ aan hem te danken was geweest.Ga naar eind26 Die verstrengeling viel wel mee, en was in elk geval niet hechter dan die met Van Loghum Slaterus. Maar ook Zijlstra voer zijn eigen koers en die was niet noodzakelijk dezelfde als die van de Vlamingen.
Korneel Goossens aan Van Loghum Slaterus (Letterkundig Museum))
| |
[pagina 43]
| |
Maurice Roelants (amvc-Letterenhuis)
In de brief van 13 november waarin Goossens zijn demarches bij Nijgh & Van Ditmar aan Van Tricht toegaf, schreef hij - opnieuw de suggestie wekkend dat het idee vooral van hem afkomstig was: ‘De “Vereeniging van Letterkundigen” en de “Vereeniging ter bevordering van het Vlaamsche Boekwezen” hadden vroeger al over een blad in dien aard gesproken en nu dacht ik dat het oogenblik gekomen was dat wij die zaak in onze handen moesten nemen willen we niet achter het net visschen. Toen ik dit ontwerp aan den heer Zijlstra suggereerde was hij zeer enthousiast en later vernam ik dat hij dit plan wel met U wilde ten uitvoer brengen [...]’. Dat zou dan allemaal tussen 30 oktober - de eerste brief over dit onderwerp aan Van Tricht - en 13 november plaatsgevonden moeten hebben! En dan bleken Van Loghum Slaterus en Nijgh & Van Ditmar in de tussentijd ook onderling nog overleg te hebben gevoerd. Het lijkt erop dat ook Goossens een dubbele agenda voerde. Hij schreef in dezelfde brief van 13 november immers ook aan Van Tricht belangstellend te zijn naar het plan dat deze met Zijlstra had, maar: ‘Ik moet U echter zeggen dat ik in samenwerking van de Vereeniging van Letterkundigen een lijst heb opgemaakt eener Vlaamsche Redactie, die door haar naam een zeker succes voor ons blad zou waarborgen’. Zijlstra schreef op dezelfde dag aan Van Tricht, die klaarblijkelijk al via andere weg had kennis genomen van het verslag van de VVvL-vergadering van 9 november: ‘Ik heb den indruk gekregen, dat Goossens een beetje al te optimistisch in die vergadering zich heeft uitgelaten, ik weet hoe de Vlamingen zijn: ze zijn spoedig enthousiast’.Ga naar eind27 Een dag later deelde Zijlstra aan Van Tricht de inhoud van een zojuist ontvangen brief van Goossens mee. Deze zou Zijlstra hebben geschreven, op een moment dat binnen de VVvL de hoop nog niet was opgegeven: ‘Het is wel jammer dat het “Letterkundig Nieuwsblad” er | |
[pagina 44]
| |
niet kan worden doorgehaald. Nu, het zou alleen een vorm zijn waaraan we verzaken en ik geloof dan ook dat een oplossing, die door U en den heer van Tricht zou gevonden worden, even gunstig ons doel dienen zal. [...] De Vlaamsche redactie is nagenoeg klaar’. Op de vergadering van de Bond van Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkundigen hadden Baekelmans en Roelants het idee van een ‘letterkundig nieuwsblad’ bepleit en op de jaarvergadering van de VVvL hadden Roelants en Kenis hetzelfde gedaan. Goossens had op die laatste vergadering alleen gemeld dat hij onderhandelingen voerde met Nijgh & Van Ditmar en Van Loghum Slaterus, maar had blijkens de notulen zeker niet, zoals hij tegen Zijlstra pochte, ‘mijn plan [...] bekend gemaakt’.
Van Tricht zag nu een kans voor Critisch Bulletin. Aan Anthonie Donker, de redacteur van dat ‘maandblad voor critiek’ (zoals de ondertitel luidde), schreef hij op 14 november: ‘Nu heb ik waarschijnlik goed nieuws voor U. De heer Goossens [...] schreef mij onlangs, dat hij plannen koesterde voor de oprichting van een groot letterk. weekblad in de geest van de “Nouvelles Littéraires” waarin ook het Vlaamse boek tot zijn recht zou komen. Ik heb hem toen dadelik [...] op het Cr. B. gewezen als een bescheiden poging in die richting’. Van Tricht lichtte Donker ook in over zijn contact met Zijlstra, en vertelde dat zij gezamenlijk tot de conclusie waren gekomen de maandelijkse frequentie van Critisch Bulletin voorlopig te handhaven en ‘samen te werken op basis van behoud van de tegenwoordige toestand, maar de omvang op 2 vel te brengen. [...] Blijkt de zaak goed te gaan, dan zouden wij het blad in een 14-daags orgaan omzetten en eventueel een andere vorm kiezen als de Nouvelles Littéraires of de Literary Supplement van de Times. 't Komt mij voor, dat hier veel perspectief in zit. Niet alleen wordt de risico verdeeld, maar de expansie-mogelikheden worden verdubbeld, waarschijnlik zelfs verdriedubbeld door de medewerking van België. De mogelikheid een flink representatief, algemeen krities orgaan te krijgen, wordt daardoor iets minder hersenschimmigs’. De verwachting was dat Nijgh & Van Ditmar via het door hen uitgegeven Wereldkroniek, Geïllustreerd nieuwsblad voor iedereen, ‘met zijn duizenden abonné's’, een groot aantal nieuwe abonnementen zou weten te plaatsen, omdat bij de lezers van de Wereldkroniek, waarin ruim aandacht aan letterkundig nieuws werd besteed, belangstelling voor een blad als Critisch Bulletin mocht worden verwacht. | |
The Times Literary SupplementTot op dit moment was vooral van Vlaamse zijde voortdurend sprake van Les Nouvelles Littéraires als voorbeeld voor het nieuwe weekblad. Intellectuele kringen in België en Nederland waren toen, meer dan op Engeland, op Frankrijk en Duitsland georiënteerd. Wel mocht in België een zekere bekendheid met het Engelse culturele leven bekend worden verondersteld: in de Eerste Wereldoorlog vluchtte het merendeel van asielzoekers logischerwijze naar | |
[pagina 45]
| |
Nederland en circa tweehonderdduizend naar Frankrijk, maar er waren er toch ook zo'n honderdduizend naar Engeland ontkomen, onder wie een aantal kunstenaars.Ga naar eind28 Of J.L. van Tricht, de directeur van Van Loghum Slaterus, een meer dan normale Angelsaksische gerichtheid had, is niet bekend. Hoe dan ook, hij was de eerste die The Times Literary Supplement (TLS) als een voorbeeld naast Les Nouvelles Littéraires noemde. The Times Literary Supplement leek overigens in de verste verte niet op Critisch Bulletin. Het was, net als Den Gulden Winckel, begin 1902 voor het eerst verschenen en was daarmee twintig jaar ouder dan Les Nouvelles Littéraires.Ga naar eind29 Het verscheen aanvankelijk wekelijks als bijlage bij The Times, op tabloidformaat, zodat het paste in een eenmaal gevouwen exemplaar van dat dagblad. TLS publiceerde voornamelijk (anonieme) boekbesprekingen. Naast aan literatuur besteedde het aandacht aan muziek, kunst, wetenschap en andere onderwerpen, maar vooral: het bevatte wekelijks een lijst van nieuw verschenen boeken met korte annotaties. Die lijst werd binnen de redactie weinig vleiend als ‘kerkhof’ betiteld.Ga naar eind30 In 1914 was TLS van The Times losgekoppeld en het verscheen sindsdien afzonderlijk. In 1930 had het weekblad een oplage van ruim 30.000 exemplaren.Ga naar eind31 | |
Poging om versnippering le voorkomenVan Tricht mag dan de eerste zijn die in geschrifte TLS als voorbeeld opperde, Doeke Zijlstra, de directeur van Nijgh & Van Ditmar, was kennelijk de eerste geweest die zich had voorgenomen een dergelijk blad voor de Nederlandse markt te publiceren. Ook van hem is niet bekend of hij een bijzondere band met de Angelsaksische wereld had, al doet Roelants' bewering dat Zijlstra dweepte met Le grand Meaulnes van Alain-Fournier een Franse oriëntatie vermoeden.Ga naar eind32 Misschien dat het eerder ter sprake gekomen initiatief van Everard Bouws voor een cultureel weekblad mede geënt was op TLS, maar in elk geval schreef Zijlstra op 21 november 1930 aan Van Tricht dat hij vooralsnog genoegen wilde nemen met een reorganisatie van Critisch Bulletin. ‘U weet, dat mijn oorspronkelijk plan, hetgeen ik trouwens nog eens hoop te verwezenlijken, was: het uitgeven van een wekelijksch of veertiendaagsch blad in de geest als het literaire supplement van “the Times”, zij het dan in beknopter vorm [...] Het Critisch Bulletin, zooals het nu is, is dunkt mij, minder levendig als bijv. de Literaire Gids [...]. Door de redactie moet echter niet vergeten worden, dat het onze bedoeling is meer voor het publiek te spreken dan thans het Critisch Bulletin doet, en om dat te bereiken zal het blad meer journalistisch geschreven moeten worden.’
Een week later bespraken Van Tricht, Zijlstra en Goossens het plan gezamenlijk. Goossens schreef Van Tricht op 29 november dat Zijlstra en hij na Van Trichts vertrek hadden gesproken over een eventuele Vlaamse redacteur, | |
[pagina 46]
| |
V.l.n.r. staand: Marnix Gijsen, Raymond Herreman, Gerard Walschap, Raymond Brulez, Filip de Pillecyn, Karel Jonckheere; zittend: Doeke Zijlstra, August Vermeylen, Maurice Roelants, F.V. Toussaint van Boelaere, circa 1939
(Uit: vijf auteurs over hun uitgever) ‘en na enkele beschouwingen kwamen wij overeen dat Maurice Roelants eigenlijk beter geschikt is voor deze taak als Marnix Gijsen. Maurice Roelants is wel zo populair als Gijsen en de eerste wint er bij, daar hij niet zoo'n uitgesproken katholiek is als Gijsen. Wij zouden dus minder kans hebben om voor Vlaanderen kleur te kiezen’. Op 1 december lichtte Van Tricht Donker in over de stand van zaken. Hij schreef dat het ‘de bedoeling van ons beiden [= Van Tricht en Zijlstra, SvF / JV] is om t.z.t. tot een 2-wekeliks, zo mogelik tot een wekeliks orgaan te komen’, dat de omvang vergroot zou worden tot 32 pagina's, waarvan 2 pagina's afgingen voor advertenties en ‘hoogstens 6 blz. speciaal voor de Vlaamse literatuur’, en meldde voorts, met een echo op Roelants' eind oktober al gemaakte opmerking ‘dat het weekblad geen invoerartikel uit Holland mag zijn’: ‘Het is een overwegend belang, dat het blad er in Vlaanderen flink in komt. Dat kan betrekkelik gemakkelik dank zij 't ontwakende leven daar ook op letterkundig gebied, maar daarvoor is 't nodig, dat het | |
[pagina 47]
| |
Cr. B. niet als een Noord-Nederl. “importartiekel” kan worden beschouwd. Om dit te vermijden is 't gewenst een aparte Vlaamse rubriek te stichten [...] en ook een speciale redacteur daarvoor aan te wijzen’. Wat dat laatste betreft, werd Donker gevraagd of hij bedenkingen had tegen Roelants. Als een postscriptum scheef Van Tricht nog, doelend op het VVvL-weekblad: ‘Het is natuurlik zaak de Vlaamse pogingen in zake een krities orgaan op te vangen om versnippering te voorkomen’. Donker bleek geen bezwaren te hebben tegen Roelants. Die zorgde vervolgens, ondanks zijn aanvankelijke gretigheid naar een ‘letterkundig nieuwsblad’, voor uitstel en ten slotte afstel. | |
Roelants als vertragende factorDe VVvL zette er vaart achter: 11 oktober 1930 een vergadering van het bestuur, na ongeveer twee weken, op 26 oktober, een bijeenkomst van de Bond van Noord- en Zuid-Nederlandsche Letterkundigen, en kort daarop, op 9 november, nog de algemene ledenvergadering. Binnen de VVvL waren de meesten echter nog steeds onkundig van Goossens' onderhandelingen met Nijgh & Van Ditmar en Van Loghum Slaterus. Pas tijdens de bestuursvergadering van de VVvL op zaterdagmiddag 13 december 1930, opnieuw in de Vlaamsche Club te Brussel, toen het ‘Letterkundig Nieuwsblad’ als eerste punt op de agenda stond,Ga naar eind33 werd er voor het eerst melding gemaakt van de betrokkenheid van Nijgh & Van Ditmar, de Rotterdamse uitgever van zowel Roelants als Walschap, die sinds zomer 1930 de beoogde uitgever was van het eerder genoemde door Bouws geopperde culturele weekblad. Goossens bleek enigszins met het idee voor een weekblad op de loop te zijn gegaan, want het verslag van 13 december meldde: ‘De hh. Kenis en Zielens zeggen dat zij eenmaal door den h. Goossens uitgenoodigd zijn geworden om over punt 1 te spreken. Uit de woorden van den h. Goossens bleek dat dit nieuwsblad een commerciëele zaak zou zijn van de firma Nijgh en Van Ditmaar [sic] met een Vl. redactie. Sindsdien hebben zij niets meer over het blad vernomen’. Diezelfde dag nog meldde Goossens aan Van Tricht tot dusverre niets van Roelants te hebben vernomen en deze begin van de daaropvolgende week eindelijk te kunnen spreken. Aan Zijlstra berichtte Goossens hetzelfde, maar kennelijk in positiever bewoordingen, want Van Tricht hoorde op 15 december van Zijlstra dat Goossens ‘de volgende week ongetwijfeld met Roelants tot overeenstemming’ zou komen. Die bespreking tussen Goossens en Roelants zou hebben moeten plaatsvinden op de achttiende. De dag erop schreef Goossens echter aan Van Tricht: ‘Na vier weken gecorrespondeerd en onderhandeld te hebben met verschillende Vlaamsche schrijvers, die tevens naam hebben als criticus, en na de vergadering van gisteren, waarop Roelants ontbrak, met deze menschen de zaak grondig besproken te hebben is het tot mijn leedwezen gebleken dat er voorloopig in Vlaanderen geen redactie van verschillend denkende personen samen te brengen is zonder gevaar te loopen de | |
[pagina 48]
| |
redactie na enkele maanden in een oorlog van misverstanden en wedijver te zien vergaan. [...] Hierbij komt ook dat al de menschen, die in aanmerking komen hun medewerking niet kunnen toezeggen omdat ze reeds aan een redactie verbonden zijn. Al deze redacties beweren met hunne besprekingen zoo ernstig-critisch mogelijk te zijn, zoodat ze het wel als een soort beleediging zouden aanzien indien er een critisch blad moest komen dat al de andere bestaande zou verdringen.’ Voorts liet Goossens weten dat hij van een van de aanwezigen had vernomen dat de niet aanwezige Roelants voor ‘het hoofdredacteurschap’ geen tijd zou hebben en dat er destijds als redacteur van De Vrije Bladen ‘van hem nooit iets in huis kwam’.Ga naar eind34 Goossens adviseerde daarom de plannen met Critisch Bulletin voorlopig op te schorten. Dachten Van Tricht en Zijlstra dat er alleen sprake was van een Vlaams redacteurschap van Roelants bij Critisch Bulletin, Goossens had merkwaardig genoeg kennelijk - ondanks hun gezamenlijke besprekingen en de correspondentie over en weer - nog steeds hoop gevestigd op een exclusief Vlaams weekblad. Laconiek schreef hij: ‘aangezien het er tenslotte toch maar op aan komt om meer en meer te verkoopen en dit alleen kan bereikt worden door een goed gevoerde propaganda, zou ik voorstellen een huisorgaan uit te geven waarin rechtstreeksche en ongecamoufleerde reclame wordt gevoerd; een huisorgaan dat op 2000 exemplaren in Vlaanderen gratis wordt uitgedeeld aan bekende boekenliefhebbers’. Daartoe stelde Goossens voor zijn sinds begin 1935 verschijnende Het Kompas, Maandelijksche mededeelingen in omvang te verdubbelen: ‘Ruimer, mooier en met doorloopende anecdotische artikelen over schrijvers, die wij uitgeven. [...] Ik zou de Mededeelingen hier laten drukken op formaat 25×32 cm,Ga naar eind35 8 blz., oplage 2000 ex. [...]’. Nuchter liet Van Tricht op 20 december aan Goossens weten wel vreemd te hebben opgekeken van zijn brief, maar overigens in diens voorstel mee te willen gaan. Dat betekende niet dat hij de reorganisatie van Critisch Bulletin liet varen. Dezelfde dag schetste hij de gang van zaken aan Donker. ‘Het is alweer gebleken, dat het Vlaamse enthousiasme op niets uitloopt’, sprak hij cynisch, erbij zeggend dat hij de uitbreiding van Critisch Bulletin tot 32 pagina's gewoon wilde laten doorgaan. Hij vond het ontbreken van een ‘niet zeer actieve en nauwgezette Vlaamse mederedacteur’ wel een geluk bij een ongeluk, maar vond het jammer van de 500 extra-abonnees die hij in Vlaanderen had gedacht te strikken. | |
Onderhandeling met HosteEr bleek een kaper op de kust, want Kenis meldde in de VVvL verder dat de liberale uitgever Hoste het weekblad wel wilde uitgeven, mits Herman Teirlinck en August Vermeylen zich achter dat idee zouden scharen. Het weekblad zou overigens los komen te staan van het door Hoste uitgegeven dagblad Het Laatste Nieuws.)Ga naar eind36 | |
[pagina 49]
| |
Pagina uit Notulenboekje VVvL (AMVC-Letterenhuis)
Een dikke maand later, op 24 januari 1931 tijdens een bestuursvergadering van de VVvL in de Vlaamsche Club Brussel,Ga naar eind37 werd het weekblad opnieuw kort aan de orde gesteld: ‘Aan de bestuurders van de bijzonderste Vl. dagbladen zal gevraagd worden de mogelijkheid te onderzoeken de letterkundige rubriek van hun blad uit te breiden, teneinde meer belangstelling voor het Vl. boek te verwekken. De hh. Vermeylen en Teirlinck zullen op hunne beurt met den h. Hoste onderhandelen over het uitgeven van een algemeen lett. | |
[pagina 50]
| |
Anthonie Donker, mei 1931 (Letterkundig Museum)
Weekblad’. Het jaarverslag over 1931 van VVvL moest echter vaststellen dat alle moeite tevergeefs was geweest: ‘Wij hebben met uitgevers en dagblad bestuurders de mogelijkheid van het uitgeven van een Vl. letterkundig nieuwsblad besproken. Spijtig genoeg konden we niet den uitslag bereiken die we wenschten’. Zo liep dit initiatief dood. | |
Reorganisatie Critisch Bulletin zonder Vlaamse betrokkenheidVan Loghum Slaterus en Nijgh & Van Ditmar gaven vervolgens Critisch Bulletin in de jaren 1931-1933 voor gezamenlijke rekening uit, zónder Vlaamse betrokkenheid en met Anthonie Donker als enige redacteur. Zijlstra bleef verlangen naar een blad met een ruimere verspreiding. ‘Ik vind’, schreef hij op | |
[pagina 51]
| |
18 juni 1931 aan Van Tricht, ‘dat het Critisch Bulletin tot heden voortgaat alleen eigenlijk de dorre zijde van de literatuur-beoefening te toonen’. Een week later liet hij Van Tricht weten meer te willen lezen over onderwerpen als kunst of film: ‘Ik denk daarbij aan Den Gulden Winckel, maar dan op hooger plan’. Zijlstra was op dit moment in onderhandeling over de oprichting van Forum.Ga naar eind38 Die plannen liepen vertraging op. Zijn deelname aan Critisch Bulletin zat hem daarbij financieel in de weg. Op 25 augustus schreef hij aan Everard Bouws de verschijning van Forum te moeten uitstellen, omdat ‘de exploitatie in deze tijd van depressie uiterst moeilijk’ was. Bovendien was er nog het ‘contract met van Loghum Slaterus, waardoor wij ook het volgend jaar nog het Critisch Bulletin zullen moeten uitgeven’.Ga naar eind39 Begin februari 1932 - Forum is dan overigens toch dat jaar beginnen te verschijnen - liet Zijlstra aan Van Tricht weten zijn betrokkenheid bij Critisch Bulletin te willen beëindigen. Van Tricht wist hem door te wijzen op de toename van het aantal abonnees - eind 1930: 442, eind 1931: 664, juli 1932: 785 en nog eens de 351 die Zijlstra via De Wereldkroniek had weten te plaatsen, dus in totaal ruim 1100 - te overtuigen de gezamenlijke exploitatie voort te zetten. Eind 1933 trok Nijgh & Van Ditmar zich echter alsnog terug. Na de Vlamingen liet nu ook Van Trichts tweede partner hem in de steek. Critisch Bulletin zou nog tot en met december 1941 door Van Loghum Slaterus worden uitgegeven.Ga naar eind40 Van Doeke Zijlstra's plan een op The Times Literary Supplement gelijkend periodiek met een wekelijkse of tweewekelijkse frequentie uit te geven, is nooit meer iets vernomen. De Vlaamse plannen voor een ‘letterkundig nieuwsblad’ waren al eerder gesneuveld in de verwarring die Korneel Goossens wist te stichten. | |
[pagina 53]
| |
Met dank aan Arno Kuipers, Hans Renders, Matthijs de Ridder en Jan Stuyck. |
|