ZL. Jaargang 2
(2002-2003)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
‘Deze is toch ongetwijfeld een der belangrijksten’
| |
[pagina 46]
| |
Advertentie uitgeverij Van Loghum Slaterus in Nieuwsblad voor den Boekhandel, 10 december 1935
veld van de jaren dertig.Ga naar eind2 Correspondentie van Vestdijk met De Stem, Van Loghum Slaterus en Coster hierover is niet bewaard gebleven, maar het rijke archief van Van Loghum Slaterus maakt het mogelijk via een omweg een gedeeltelijke reconstructie te geven.Ga naar eind3
Vestdijk ontwikkelt vanaf begin jaren dertig een koortsachtige activiteit als schrijver. Bij het publiceren in tijdschriften toont hij zich weinig kieskeurig: zowel De Vrije Bladen, Helikon, Forum, De Gids, Groot Nederland, Den Gulden Winckel, Critisch Bulletin en De Stem plaatsen gedichten, novellen, romanfragmenten of essays van hem in de periode tot het moment waarop geprobeerd wordt hem als redacteur aan De Stem te verbinden. Ook is hij vanaf november 1934 als poëziecriticus in de kolommen van de Nieuwe Rotterdamsche Courant te vindenGa naar eind4 Na zijn debuut Verzen (1932) publiceert hij tot eind 1935 nog de dichtbundels Berijmd palet (1933) en Vrouwendienst (1934), de novellen of novellenbundels De oubliette (1933), De dood betrapt (1935) en De bruine vriend (1935) en de romans Terug tot Ina Damman (1934) en Else Böhler, Duitsch dienstmeisje (1935). Voor ieder tijdschrift dat er in zou slagen Vestdijk aan zich te binden, lag het einde van de kopijzorgen in het verschiet. In april 1932 schrijft Du Perron aan Ter Braak, als Vestdijk werkt aan een van zijn programmatische essays: ‘Het is naar den geest heelemaal een stuk voor ons. Vestdijk is werkelijk onze grootste “trouvaille”’. En begin 1933 voorspelt Ter Braak: ‘Over een jaar is Vestijk [...] een figuur van de eerste grootte’.Ga naar eind5 Dit zijn geen geïsoleerde opmerkingen, maar een paar die met talloze soortgelijke zijn uit te breiden. Dit oordeel over Vestdijk beperkte zich bovendien niet tot Forum-kringen: eind 1933 wordt Vestdijk ook even genoemd als redacteur van De Gids, dat door het vertrek van M. Nijhoff en A. Roland Holst twee vacatures heeft, en ook de poging van Van Loghum Slaterus komt vanzelfsprekend voort uit een soortgelijke | |
[pagina 47]
| |
inschatting van Vestdijks potentieel.Ga naar eind6 Bij herhaling spoorde Van Loghum Slaterus-directeur J.L. van Tricht (1883-1964) Dirk Coster aan ter versterking van de redactie van De Stem te zoeken naar iemand die ‘cultuur-historisch en cultuur-filosofisch enig gezag, kennis en relaties heeft’. In Vestdijk meende hij kennelijk zo iemand gevonden te hebben.
Met het decembernummer van 1935 staakt Forum de verschijning. Du Perron, met Ter Braak een van de oprichters, is dan al twee jaar geen redacteur meer. Het door Nijgh & Van Ditmar in Rotterdam uitgegeven tijdschrift heeft na Du Perrons vertrek een gescheiden Vlaamse en Nederlandse redactie gekregen. Het Nederlandse smaldeel bestaat uit Ter Braak, Vestdijk en Victor E. van Vriesland. Begin 1935 heeft Ter Braak eigenlijk al genoeg van het voortdurende gemarchandeer tussen de beide redacties.Ga naar eind7 Op 7 juli 1935 schrijft hij aan Nijgh & Van Ditmar: ‘Dan weet ik (uit vertrouwelijke inlichtingen, dus ook dit nog geheel onder ons), dat Marsman bereid zal zijn in de redactie te treden in plaats van mij. [...] Met het volste vertrouwen zou ik plaats maken voor Marsman, omdat ik dan de garantie heb, dat er iemand in de redactie treedt, die persoonlijkheid genoeg bezit om naast V.[estdijk] en [Van] V.[riesland] van Forum iets te maken’.Ga naar eind8 Een dag eerder schreef Du Perron al ongerust aan J. Greshoff: ‘Van Menno vreemde berichten: hij voorziet nu een voortzetting van Forum met Hennie [Marsman], Vestdijk en Vic [van Vriesland], wil zich zelf terugtrekken’. Deze Forum-crisis suddert de maand juli door, tot Du Perron op 2 augustus aan Marsman schrijft dat Van Vriesland - die op zijn beurt de voortdurende bemoeienissen van de langs de zijlijn staande Du Perron met de interne redactiepolitiek van Forum meer dan zat is - de redactie wil verlaten: ‘Ik zou zeggen: laat Menno dan blijven, en vervang jij Vic dan [...]’.Ga naar eind9 Ter Braak laat op 2 augustus aan Du Perron weten: ‘Nu is de situatie zoo: òf er moet in 1936 een Forum verschijnen onder Ned. redactie van Vestdijk, Marsman en mij, òf Forum moet verdwijnen’.Ga naar eind10 Half oktober schrijft Vestdijk aan Marsman vast besloten te zijn ‘geen poging ongedaan te laten om dit tijdschrift in een of andere vorm voort te zetten, desnoods bij Q.[uerido]. Menno, dien ik er over schreef wil graag medewerker zijn, maar geen redacteur; ik moet dus een dringend beroep op jou doen, als 't doorgaat tenminste. Wie de anderen zijn (Hendrik de Vries? Vic?) zoeken we later dan wel uit [...]’; Vestdijk noemt dit tijdschrift ‘dit nieuwe “Forum”’, en acht de kans zelfs niet uitgesloten de naam Forum te kunnen overnemen. Vestdijk meldde eerder zelfs aan Marsman dat, in het geval deze transfer niet lukt, ‘dan zet ik in ieder geval de boel voort, desnoods zonder Menno’.Ga naar eind11 De voorgestelde omwisseling van Ter Braak of Van Vriesland tegen Marsman vindt geen doorgang en het nieuwe tijdschrift van Vestdijk en Marsman bij Querido komt niet van de grond. En dus sukkelt Forum in de loop van dat jaar naar het einde. | |
[pagina 48]
| |
Omslag Critisch Bulletin uit de periode dat Van Loghum Slaterus en Nijgh & Van Ditmar gezamenlijk als uitgever optraden, januari 1931
Omslag De Stem, december 1935
Tijdens de Forum-crisis probeert Greshoff eerst Ter Braak, en vervolgens, als diens kandidatuur op een veto van Greshoffs mederedacteur Frans Coenen stuit, Marsman of Vestdijk in de redactie van Groot Nederland binnen te halen. Greshoff heeft de steun van Van Holkema & Warendorf, de uitgever van Groot Nederland, die ernaar streeft hun wat ingeslapen tijdschrift nieuw leven in te blazen. Greshoffs bedoeling is daarnaast het zo goed mogelijk veilig stellen van de ideologische erfenis van Forum.Ga naar eind12 Op 5 oktober, op een tijdstip dat Vestdijk nog voluit met Marsman correspondeert over voortzetting van Forum of de oprichting van een geheel nieuw tijdschrift, schrijft Du Perron aan Greshoff: ‘Nu werken op één ding: de reorganisatie van Gr. Ned., zooals Coenen die nu wil. Me dunkt, het kan niet missen, want als het niet een Gr. Ned. wordt onder Coenen, jou en Menno, wordt het nog altijd iets zeer goeds onder Coenen, jou en Vestdijk’. Op 12 oktober voegt hij eraan toe: ‘Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik vind dat Vestdijk bést is, als redacteur’.Ga naar eind13 | |
[pagina 49]
| |
Ter Braak neemt na het verscheiden van Forum zonder morren genoegen met een plaatsje langs de zijlijn;Ga naar eind14 Van Vriesland valt terug op zijn reeds bestaande redacteurschap van De Vrije Bladen - een functie die hij al vanaf 1932 bekleedt, de laatste twee jaar in combinatie met zijn plaats in de redactie van Forum; Marnix Gijsen, een van de Vlaamse redacteuren van Forum, zal begin 1936 worden ingelijfd bij de redactie van het Utrechtse rooms-katholieke De Gemeenschap.
En Vestdijk? Vestdijk wordt door Greshoff - die door Vestdijk bewust niet wordt geïnformeerd over zijn alternatieve plannenGa naar eind15 - bij zijn reorganisatievoorstel voor Groot Nederland inderdaad genoemd, maar pas als derde mogelijkheid, ná Ter Braak en Marsman. Het einde van Forum inspireert ook anderen. Zoals gezegd wordt Vestdijk als redacteur ook geopperd bij het plan voor een nieuw tijdschrift bij Querido en bovendien is hij in beeld als redacteur van De Vrije Bladen.Ga naar eind16 Verder vertelt Vestdijk op 10 oktober 1935 aan Ter Braak dat M. Nijhoff plannen heeft voor een nieuw tijdschrift. Half oktober spiegelt Vestdijk Ter Braak nog een veelheid aan opties voor, zoals een fusie van Forum en Den Gulden Winckel of een combinatie van deze twee tijdschriften met De Vrije Bladen. Het einde van Forum wekt echter ook de begeerte van Van Loghum Slaterus, de uitgever van De Stem. Dat lijkt merkwaardig. Een combinatie van Forum met Groot Nederland ligt voor de hand, want Greshoff was nauw bij de oprichting van Forum betrokken geweest en fungeerde tijdens het bestaan van Forum als een soort ‘buiten’-redacteur. En ook met De Vrije Bladen en Den Gulden Winckel bestonden vanouds nauwe banden. Maar De Stem? Ter Braak publiceerde vroeger wel in De Stem en ook in het eveneens door Van Loghum Slaterus uitgegeven Critisch Bulletin, dat als bijblad bij De Stem was gevoegd, maar tevens afzonderlijk verscheen. Ook Marsman en Vestdijk droegen soms aan De Stem en Critisch Bulletin bij. Maar zeker na Du Perrons afrekening met Coster in zijn Uren met Dirk Coster. (Een tegenstem) (1933) waren de verhoudingen tussen Forum en De Stem nogal gespannen.Ga naar eind17 De in literair-politiek opzicht weinig bevlogen Vestdijk onttrekt zich min of meer aan het antagonisme tussen Forum en De Stem. Toch is de combinatie De Stem en Forum niet zo onwaarschijnlijk, althans als je puur kijkt naar de zakelijke belangen van de uitgevers Van Loghum Slaterus en Nijgh & Van Ditmar en de ideologische verschillen tussen de redacteuren negeert. Tenslotte hadden beide uitgeverijen in de jaren 1931-1933 voor gezamenlijke rekening het tijdschrift Critisch Bulletin (1930-1957) uitgegeven. Zoals gezegd, verscheen dit tijdschrift zowel afzonderlijk als als bijblad van De Stem, zij het dat de redacties van beide tijdschriften formeel gescheiden waren. Critisch Bulletin was de verantwoordelijkheid van Anthonie Donker (pseudoniem van Nico Donkersloot, 1902-1965). De Stem stond onder redactie | |
[pagina 50]
| |
van Dirk Coster, al bemoeiden zowel J.L. van Tricht als Donker zich er intensief mee. Donker woonde echter in Zwitserland en kon zich daarom tot verdriet van Van Tricht slechts per brief in redactionele zaken mengen. Voor de duidelijkheid: de periode dat Van Loghum Slaterus en Nijgh & Van Ditmar gezamenlijk Critisch Bulletin uitgaven, viel deels samen met het bestaan van Forum.
Uit de correspondentie tussen Van Tricht, Coster en Donker blijkt dat eind 1935 al geruime tijd grote onvrede bestaat met de lakse manier waarop Coster zijn redactionele taken uitoefent. Daarnaast speelt ook een verschil van inzicht over de te volgen koers van De Stem, dat wel het brandpunt van de humanistische en vitalistische stromingen in de Nederlandse literatuur van het interbellum is genoemd.Ga naar eind18 In een ongedateerde brief van begin 1934 schrijft Coster aan Van Tricht: ‘wij moeten dan maar zien voort te werken in de aangegeven richting, die ondanks theoretische verschillen, die m.i. niet groot zijn, toch wel zich enigszins aftekent. Met Kuyle's gekemphaan ben ik 't natuurlijk niet eens,Ga naar eind19 maar anderzijds: als ik voor 't humanisme te strijden heb, dan is dit toch een humanisme-in-de-litteratuur, dan is dit toch in zekere mate een litteraire strijd. En dat “negativisme” een vaag, op geen realiteit berustend begrip is, dat kan ik onmogelijk met je eens zijn, het is toch het verschijnsel van deze dagen, het is toch overal te voelen en te tasten, het vergiftigt de litteratuur, het studentenleven, alles en alles. Maar ik meen dat dit wel een misverstand zal blijken’. Ik citeer deze brief mede, omdat ik vermoed dat Coster dit negativisme ook in Vestdijks werk bespeurt. Theun de Vries vertelt in zijn mémoires over een ontmoeting in de zomer van 1934 met Coster: ‘[...] wij konden het over bepaalde literaire verschijnselen van het ogenblik niet eens worden [...]; wij bleken vooral een uiteenlopende mening te hebben over Vestdijks Terug tot Ina Damman. Coster wees dat toen zojuist verschenen boek af als een harteloze constructie [...]’.Ga naar eind20 Als het stof van de poging De Stem te reorganiseren is neergedaald, zal ook blijken dat Coster de pogingen Vestdijk aan het tijdschrift te verbinden als kwetsend heeft ervaren. Op 8 oktober 1935 schrijft Van Tricht aan Dirk Coster: ‘Je zult zeker in de N.R.C. van gisteravond ook wel hebben gezien, dat “Forum” met 1 Jan. zal verdwijnen.Ga naar eind21 [...] Nu is het natuurlijk nog niet te overzien wat de redactie van “Forum” en voornamelijk de uitgeefster van “Forum” ervoor in de plaats zal stellen, maar in ieder geval lijkt het mij van het grootste belang wanneer er gepoogd wordt zoveel mogelijk medewerkers van “Forum” aan “De Stem” te verbinden. Er zullen natuurlijk grenzen zijn door het verschil van mentaliteit gesteld maar in verband met het luwen van de controversen lijkt het mij ook niet noodzakelijk de grenzen te nauw te nemen. In dit verband is het gelukkig dat Vestdijk in het laatste nummer iets heeft laten verschijnen,Ga naar eind22 want deze is | |
[pagina 51]
| |
Otto B. de Kat, ‘Portret Dirk Coster’, olieverf op doek, 1935 (Letterkundig Museum)
toch ongetwijfeld een der belangrijksten’. Ook aan Donker schreef Van Tricht op dezelfde dag naar aanleiding van het bericht over de opheffing van Forum. ‘Natuurlijk schrijf ik hierover aan Dirk, maar ik hoef je niet te zeggen dat er niet zo heel veel voortvarendheid van die zijde te verwachten is [...]. Nu zou je mij in dit geval toch erg kunnen helpen door mij je visie op dit geval te willen schrijven voornamelijk, over deze kwestie, in hoeverre je het mogelijk acht verschillende medewerkers aan De Stem te verbinden in verband met hun mentaliteit en wie daarvoor allereerst in aanmerking komen’; ook tegenover Donker noemt Van Tricht vervolgens alleen Vestdijk met name: ‘Dat Vestdijk in dit Octobernummer met een stuk verschijnt, is natuurlijk bijzonder gelukkig want m.i. behoort hij tot de belangrijkste van die groep’. Coster antwoordt op 11 oktober: ‘Natuurlijk heb ik ook over “Forum” mijn gedachten laten gaan en zeer overwogen, hoe er op te reageren en wat dit bete- | |
[pagina 52]
| |
kende. Mijns inziens betekent het verdwijnen van het ding niet zo heel veel, aangezien deze kliek toch zich vrijwel overal heeft genesteld. De medewerkerskwestie is echter niet zo gemakkelijk, dat onmiddellijk doorgetast kan worden, althans in die zin, dat eigenlijk verreweg de meeste mensen, die in “Forum” schrijven, mij voor “De Stem” vrijwel noodlottig zouden schijnen om de eenvoudige reden, dat ze vervelend zijn en onze abonnés daar niet van gediend zouden zijn w.s. Daarom zou ik graag willen dat jij ook eens je herinnering liet gaan over wat er zo al in Forum verschenen is. Ik zelf schrijf al aan de gevallen, die mij geen twijfel over laten [...]’. Of Vestdijk tot die laatste categorie behoort, wordt niet duidelijk uit Costers brief. In een brief van twee dagen nadien voegt Coster er nog aan toe: ‘Met mijn vraag, of jij soms nog iets in de loop der jaargangen van Forum wist, dat je bizonder trof, bedoelde ik natuurlijk de Hollandse afdeling; de Vlaamse biedt geen problemen’. In een later stadium zouden nog de namen van de Vlamingen Maurice Roelants (1895-1966) en Gerard Walschap (1898-1989) opduiken als mogelijke redacteuren van De Stem. Beiden zijn op dit moment nog redacteur van Forum, de eerste sinds de start in 1932, de tweede vanaf begin 1934. Vijf dagen later komt Van Tricht bij Coster aan boord met een tamelijk kunstige, maar nogal gekunstelde constructie waarin hij krachtig-verwoorde ideologische overwegingen naadloos weet te verbinden met puur commerciële: ‘De hoofdkwestie is op 't ogenblik echter Forum. Je hebt natuurlijk gelijk, dat het aantal medewerkers, dat voor ons in aanmerking komt, niet zo heel groot is. Maar het belang van een eventueel verdwijnen van Forum zou ik na rijpelijke overweging nog meer willen zien als een aanleiding om te denken aan de verwezenlijking van gedachten, waar ik al lang mee rondloop: een verbreding van de grondslag van het blad en een nog meer omlijnde representatie van en een scherper uitkomende frontvorming der verdediging van de beginselen, die op 't ogenblik in het gedrang komen. Wil je er een naam voor hebben, dan weet ik inderdaad geen betere dan “humanisme”, maar dan zou ik toch dat humanisme nader willen bepalen als een critisch humanisme, critisch dus ook t.o.v. geijkte humanistische leuzen en voornamelijk ook critisch in positieve zin van openstaan voor groeiende nieuwe vormen en mogelijkheden op maatschappelijk en cultureel gebied. De hevige wijze, waarop de humanistische beginselen op 't ogenblik worden teruggeduwd, maken het meer dan ooit nodig om alle in aanmerking komende krachten om De Stem te concentreren en om die beginselen zoveel mogelijk verspreiding en autoriteit te verschaffen. Het verdwijnen van Forum kan een gelegenheid zijn om een dergelijke concentratie te bevorderen. Een verwezelijking van deze plannen wordt m.i. door de nood der tijden geboden, maar een niet minder krachtig argument daarvoor moet worden ontleend aan de nood van het tijdschrift zelf. Dat wij ook dit jaar weer met een flinke verliespost zullen eindigen, staat nu al wel vast en het spreekt wel van zelf, dat de omstandigheden dergelijke verliezen hoe langer hoe bezwaarlijker maken. | |
[pagina 53]
| |
Omslag De Stem, februari 1937. Vanaf deze aflevering maakte Anthonie Donker deel uit van de redactie
Met angst en beven zie ik het ogenblik naderen, dat ik het na al die jaren toch zal moeten opgeven. De enige mogelijkheid om aan deze calamiteit te ontkomen lijkt mij een poging de belangrijkheid van het tijdschrift zo mogelijk nog te verhogen en dat zou het geval zijn wanneer wij iets van het boven aangeduide konden bereiken’. Enkele dagen daarna zal er een bespreking plaatsvinden tussen Van Tricht, Coster en Donker. De laatste is tijdelijk uit Zwitserland naar Nederland teruggekeerd in verband met zijn in een breed-gevoerde ideologische strijd uitmondende sollicitatie naar een hoogleraarspost aan de Amsterdamse universiteit, waarbij een loopgravenoorlog werd geleverd met de rooms-katholieke mastodont Gerard Brom en diens geestverwanten.Ga naar eind23 Na de bijeenkomst schrijft Van Tricht op 22 oktober aan Coster: ‘Het was jammer, dat de armoede in mensen ons gisteren niet tot een beslissing liet komen. Ik hoop, dat je met Nico [= Donker] nog verder hebt kunnen praten en misschien nog belangrijke besluiten hebt kunnen nemen. Een instelling van de rubriek “Stemmen uit de Redactie” juich ik toe, maar juist dan is het van belang, dat de Red. niet uit 1 persoon bestaat. Misschien zou het, ook als wij geen 3e kunnen vinden, toch aanbeveling verdienen om Nico maar officieel in de redactie op te nemen’. Aan Donker schrijft Van Tricht op diezelfde dag: ‘Onze conferentie was gisteren niet voor 100% bevredigend, wat natuurlijk voor het grootste gedeelte gelegen is in het feit dat wij den man, die wij hebben willen, niet vinden kunnen. [...] Ik kreeg wel de indruk dat Dirk openstaat voor een intensivering van het strijdkarakter van De Stem en dat hij ook niet principieel afwijzend staat tegen een uitbreiding van de redactie’. Op 31 oktober voegt Van Tricht er aan toe: ‘Erg benieuwd ben ik [...] wat naders van je te horen. Vooral interesseert me of je met Dirk nog verder gepraat hebt; de zaak staat nu ongeveer stop. Telefonisch sprak Dirk nu weer van Huizinga, maar in de eerste plaats geloof ik nooit, dat hij het doet en in de 2e plaats vrees ik dat wij dan wel ons al te zeer conservatief vastleggen’. Drie dagen later laat Coster aan Van Tricht weten inderdaad met Donker gesproken te hebben, maar, als je Coster | |
[pagina 54]
| |
moet geloven, eigenlijk alleen maar over diens eigen medewerking. Wat wel impliciet blijkt uit Costers brief is dat hij al dat gepraat over redactie-uitbreiding een gevaar acht voor de positie van zijn vriendin Marie van Kranendonk (1890-1979), die hand- en spandiensten voor De Stem verricht. Wat dat betreft dringt zich de parallel op met Groot Nederland, waar Eva Raedtde Canter (pseudoniem van A.E.J. Mooy, 1900-1975) eenzelfde rol voor Frans Coenen vervulde; ook Coenen probeert van de naderende redactie-uitbreiding gebruik te maken door de positie van zijn assistente op te waarderen en een structureel karakter te geven.Ga naar eind24 Tot dusverre was er in de correspondentie tussen Van Tricht, Coster en Donker vooral in algemene zin over redactie-uitbreiding bij De Stem gesproken, waarbij, nogal voor de hand liggend, Donker als redacteur was geopperd en, verrassender, de naam van de historicus en cultuurfilosoof Johan Huizinga (1872-1945) viel. Huizinga had in 1935 zijn geruchtmakende In de schaduwen van morgen. Een diagnose van het geestelijk lijden van onzen tijd gepubliceerd; hij had eind december 1932 de redactie van De Gids verlaten, en was dus in dat opzicht een vrij man. Op 4 november stuurt Van Tricht Huizinga's boek aan Coster: ‘Het lijkt mij van belang, dat je zo spoedig mogelijk van dit
Erratumblad bij Forum, december 1935 (Letterkundig Museum)
| |
[pagina 55]
| |
boek kennis neemt met het oog op onze redactiebesprekingen. [...] Het lijkt mij toe, dat wij in ieder geval kunnen zeggen dat H. dezelfde dingen wil verdedigen als wij in De Stem, alleen vrees ik, zoals ik je telefonisch al zeide, dat hij nogal conservatief is en daardoor niet open staat voor nieuwe mogelijkheden. [...] Welbeschouwd zou ik echter toch willen voorstellen een poging bij hem te doen [...]. Nico schreef mij ook te voelen voor H. maar dan ook nog Vestdijk te vragen met het oog op de jongeren’. Van Tricht wil eerst Huizinga polsen, ‘zodat, indien deze niets voor Vestdijk zou voelen, wij dan Vestdijk maar lieten schieten, wat ik natuurlijk op zich zelf betreuren zou, maar H. lijkt mij waardevoller vooral ook tegenover het publiek dan de ander. [...] Mocht hij het doen, wat mij nogal zou verbazen, dan zouden wij zo spoedig mogelijk aan Vestdijk moeten vragen, zodat deze weet dat hij eventueel in De Stem een plaats kan krijgen’. Kennelijk had Coster eenzelfde lijn in gedachten, zij het dat hij Theun de Vries (o1907) als mogelijke kandidaat schijnt te hebben voorgesteld, want op 5 november schrijft Van Tricht hem: ‘Met je redactionele beschouwingen kan ik het geheel eens zijn, zoals je uit mijn brief van gisteren reeds weet. Ik zie geen noodzaak om Theun in de Redactie te nemen omdat hij zich toch heel weinig in het literaire leven zelf beweegt en het feit dat hij, naar we zullen hopen, een succesvolle roman schrijft,Ga naar eind25 hem nog niet voor dit werk in aanmerking doet komen. Het is mogelijk dat, wanneer hij eens wat meer in de gewone wereld komt, er aanleiding toe bestaat hem op te nemen, maar voorlopig voel ik hem niet allereerst als redactionele kracht. Met Nico is het een geheel ander geval omdat die de gave heeft van een uithoek in Zwitserland uit een zeer levendig contact met schrijvend Nederland te onderhouden en met bewonderenswaardige punctualiteit zelf zijn C.[ritisch] B.[ulletin] redigeert’. Vestdijk was eerder een aantal malen genoemd als potentiële medewerker, maar zijn naam als mogelijk redacteur van De Stem dook op 3 november voor het eerst op in een brief van Coster aan De Vries; Coster weet dan te melden: ‘Van Tricht wil Donker in de redactie hebben en Vestdijk’, maar vermeldt niet zijn eigen suggestie om De Vries zelf in de redactie van De Stem te benoemen. Je vraagt je overigens af, waarom Van Tricht in Vestdijk wél iemand zag die zich actief in het literaire leven bewoog en met graagte redactionele werkzaamheden voor zijn rekening zou nemen. Nog op 22 oktober, op de terugreis van het gesprek met Coster en Donker over de redactie-uitbreiding van De Stem, had hij aan Coster geschreven: ‘O ja, in de trein las ik het stuk van Vestdijk.Ga naar eind26 Ik kan niet zeggen, dat ik na onze conferentie bijzonder fris was en moet dit dus wel als omstandigheid in aanmerking nemen. Maar ook als ik dat doe, lijkt mij dit stuk voor De Stem ongeschikt en veel te moeilijk. Dit is een zuiver technische kwestie die in een vakblad behoort. Ik zou er dus niets voor voelen dit stuk te plaatsen, tenzij [...] uitsluitend als een soort tactische maatregel’. | |
[pagina 56]
| |
De redactie van Groot Nederland, Amsterdam, 5 juli 1936. V.l.n.r Jan van Nijlen, S. Vestdijk (zittend) en J. Greshoff (Letterkundig Museum)
| |
[pagina 57]
| |
Van Tricht zou voortdurend hameren op het tweeledige doel bij het aantrekken van nieuwe redacteuren: enerzijds de inhoudelijke basis verbreden en zo het tijdschrift aan belang laten winnen en anderzijds op die manier het zakelijk fundament verbeteren. Om die reden dringt hij er op 13 november nog eens bij Coster op aan snel met Vestdijk tot overeenstemming te komen en ook Huizinga te polsen; bovendien zegt hij het als vanzelfsprekend te beschouwen dat Donker in de redactie zal worden opgenomen. Het veto dat Huizinga in eerste instantie over Vestdijks eventuele redactielidmaatschap werd toegekend, is dus van de baan. Nieuw in deze briefis de vermelding van een mogelijke Vlaamse redacteur, waarvoor Coster kennelijk de naam van Maurice Roelants had genoemd. Van Tricht schrijft Coster geen bezwaar tegen Roelants te hebben, ‘al heb ik altijd gehoord dat je niets aan hem hebt’, en suggereert dan: ‘zou je daarom Walschap nog niet beter vinden? Die is in Holland ook meer bekend dan Roelants, dunkt mij’. Zowel Roelants als Walschap zijn redacteur van Forum, beiden zijn (en blijven) daarnaast redacteur van het Vlaamse tijdschrift Dietsche Warande & Belfort, maar zijn in deze tijd ook betrokken bij een niet-gerealiseerd plan voor een nieuw ‘tijdschrift in serievorm’, dat bij Nijgh & Van Ditmar zou moeten gaan verschijnen.Ga naar eind27 Uit een verderop nog te citeren brief van Coster aan Van Tricht van 1 december blijkt dat ook de niet-onomstreden Vlaamse criticus Urbain van de Voorde (1893-1966) - een van de trouwste medewerkers van De Stem - door Coster tot de kandidaten is gerekend. Aangenomen mag worden dat Roelants, Van de Voorde en Walschap voor Coster en Van Tricht in dezelfde categorie als Vestdijk vallen en in aanmerking komen voor een redacteurschap om het literaire gehalte van De Stem op te vijzelen. Voor de ideologische versterking van De Stem is als alternatief voor Huizinga kennelijk de gelijktijdig gestelde kandidatuur van de Belgische sociaal-democratische politicus Hendrik de Man (1885-1953) bedoeld. Zijn ideeën liggen ten grondslag aan het in oktober 1935 gelanceerde Nederlandse Plan van de Arbeid, het antwoord van de SDAP op de crisis. De Mans werk wordt door Van Loghum Slaterus uitgegeven. De Stem hoefde achteraf bezien niet ongelukkig te zijn met het feit dat De Mans kandidatuur een zachte dood stierf, want een deel van zijn ideeën schurkten wel heel dicht aan tegen het nationaal-socialistische gedachtengoed.Ga naar eind28
Half november zijn alle pogingen Forum toch nog te redden mislukt, en verschijnt in de NRC het bericht over het definitieve einde van het tijdschrift, ‘hetgeen onze kansen bij Vestdijk wel vermeerdert’, zoals Van Tricht hoopvol aan Coster schrijft. Aan Donker schrijft hij op 18 november te verwachten dat Coster nog die week Vestdijk en Huizinga zal benaderen. Die verwachting komt niet uit, want een week later informeert Van Tricht bij Coster: | |
[pagina 58]
| |
‘Natuurlijk ben ik ook benieuwd of je nog enige pogingen inzake het redactieprobleem hebt gedaan omdat ook eventuele resultaten daarvan het beste in het Decembernummer nog worden medegedeeld’. Eind november krijgt Coster bij zowel Huizinga als Vestdijk nul op het rekest.Ga naar eind29 Aan Van Tricht stuurt hij op 1 december het (niet-bewaarde) negatieve antwoord van Huizinga ter inzage, en schrijft hem: ‘Gisteren heb ik Vestdijk te spreken kunnen krijgen [...] en ook dit bracht een teleurstelling. Ik heb de avond heel aangenaam met hem doorgebracht [en] ik meen zeker dat hij er in getreden zou zijn, maar aleer ik ter tafel kon komen met mijn voorstel, hoorde ik, dat hij en dat wel sinds deze nazomer, zich aan de redactie van “Groot Nederland” verbonden had. Tableau. Ik vond het toen wel wat dom van ons, dat wij geen ogenblik met deze mogelijkheid rekening hebben gehouden, aleer een beslissing te nemen, die wel enige psychische energie eiste, daar het besluit hem te vragen, ook het besluit was tot een ingrijpende koersverandering. [...] Maar wat nu? Denk je nog over Marsman? En zullen we nog Maurice Roelants vragen, deze week? Hoewel het v.d. Voorde uitermate zal verbitteren voorbij gegaan te worden’. Vestdijk blijkt inderdaad half november met Greshoff en diens mederedacteur Coenen tot overeenstemming gekomen te zijn over een redactielidmaatschap van Groot Nederland.Ga naar eind30 Coster beweert tegenover Van Tricht dus impliciet dat hij niet eens was toegekomen aan het voorleggen van het voorstel van De Stem aan Vestdijk; uit de aan het begin van dit artikel geciteerde uitspraak van Vestdijk tegenover Theun de Vries blijkt echter dat Coster volgens Vestdijk hem wel degelijk had uitgenodigd redacteur van De Stem te worden. Over Marsmans kandidatuur stelt Van Tricht op 3 december: ‘Wanneer jij het prettig zou vinden om Marsman in de Redactie op te nemen, zou ik daar geen bezwaar tegen hebben, maar veel voordeel kan ik daarvan niet zien. De autoriteit van Marsman is natuurlijk niet zo heel erg groot, zodat wij uit een oogpunt van reclame daar niet veel aan hebben. Aan de andere kant is zijn persoon toch ook niet te vergelijken met die van Huizinga, wat algemene cultuurkennis betreft en zelfs niet, naar ik meen, met die van Vestdijk, wiens gezag toch altijd nog groter is. [...] Van een redacteurschap van Roelants zie ik eerlijk gezegd het voordeel nog veel minder in. [...] Zowel t.o.v. Marsman als t.o.v. Roelants geldt bovendien, dat deze beiden belletristisch zijn, terwijl wij werkelijk nodig hebben iemand, die juist cultuur-historisch en cultuur-filosofisch enig gezag, kennis en relaties heeft’. Van Van de Voorde en Walschap wordt zelfs niet meer gerept.
De vernieuwingspogingen voor De Stem lopen hiermee dood. Op dinsdag 10 december 1935 plaatst Van Tricht nog wel in het Nieuwsblad voor den Boekhandel een advertentie om te melden dat abonnees van Forum een gratis exemplaar van de komende aflevering van De Stem kunnen krijgen, ‘om op die manier hier en daar het door het verdwijnen van Forum ontstane gat te vul- | |
[pagina 59]
| |
Omslag van Groot Nederland, januari 1936. Een klein deel van de oplage van deze aflevering is verspreid met de zinsnede ‘Vereenigd met Forum’ op de voorzijde (Letterkundig Museum)
S. Vestdijk, circa november 1935 (Letterkundig Museum)
len’, zoals hij op 9 december aan Coster schreef, eraan toevoegend: ‘In verband daarmede zou het natuurlijk wel goed zijn als wij het romanfragment van Vestdijk in dat nummer konden opnemen’.Ga naar eind31 De advertentie van Van Loghum Slaterus - waarop de uitgever naar zijn zeggen ‘aardig wat aanvragen had ontvangen’ - wordt op vrijdag 13 december in het volgende nummer van het Nieuwsblad beantwoord door Van Holkema & Warendorf, de uitgever van Groot Nederland, die in een advertentie beweert de abonnees van Forum te hebben overgenomen en Groot Nederland en Forum voortaan verenigd te zullen uitgegeven. Dat is onzin, want Van Holkema & Warendorf heeft alleen de abonnees van Forum aangeschreven om hen te bewegen een abonnement op | |
[pagina 60]
| |
Groot Nederland te nemen.Ga naar eind32 Het januarinummer van Groot Nederland meldt die fusie tot grote woede van Greshoff eveneens. Maar de redactie van Groot Nederland kan tenminste nog bogen op de aanwezigheid van Vestdijk in zijn gelederen. Van Loghum Slaterus' advertentie is een slag in het luchtledige, want De Stem zet, zonder Vestdijk en ook zonder de abonnees van Forum, de verschijning ongewijzigd onder redactie van alleen Coster voort. Op 30 december schrijft Van Tricht aan Donkersloot: ‘Wat de uitbreiding van de Stemredactie betreft, lijkt het mij de enige oplossing dat wij de zaak dit jaar nog eens rijpelijk overwegen en onze ogen en oren goed openhouden. Het is nu te laat om het nieuwe jaar met een andere redactie te beginnen en geweldige haast heeft het niet, nu de voor de hand liggende uitbreiding mislukte. Alle namen, die je noemt, lijken mij, hoewel op zich zelf natuurlijk voortreffelijke personen, voor een opneming in De Stem-redactie niet aangewezen [...]. Achterafheb ik bovendien de indruk gekregen, dat 't Dirk [Coster] nu niet erg aangenaam is geweest, al heeft hij daar niets van laten merken. Ik vind dit begrijpelijkerwijs geen doorslaand motief, wanneer de noodzakelijkheid zich opdringt, maar dan moet het ook inderdaad een noodzakelijkheid zijn. Het nut bv. om iemand als Marsman in de redactie op te nemen, zie ik helemaal niet in [...]’. Welke namen Donker buiten Marsman genoemd heeft, is niet bekend.Ga naar eind33 Coster is inderdaad door Van Trichts streven naar redactionele vernieuwing nogal gepikeerd. Er is zelfs sprake van dat hij per 1 december 1936 ontslag als redacteur wil nemen.Ga naar eind34 Theun de Vries meldt Van Tricht op 17 januari 1936 na een bezoek aan Coster: ‘Overigens was hij nogal fel over Vestdijk c.s., alles tengevolge van de mij bekende geschiedenis met de redactie-manipulaties. Hij leek me in dit opzicht scherp geprikkeld en M.v.K.[ranendonk] stond natuurlijk naast hem. Hij sprak er zelfs van (ik weet niet, of jij het weet, en of het überhaupt de moeite waarde is) dat hij uit de Stem wilde!’. Van Tricht laat De Vries enkele dagen later weten dat Coster hem ook iets dergelijks heeft meegedeeld:Ga naar eind35 ‘Ik kan me geen oordeel meer vormen over wat hij wel meent en niet meent omdat hij 't blijkbaar mannelijk vindt om zijn gedachten te verbergen. Zijn geprikkeldheid over de kwestie Vestdijk heeft hij in ons persoonlijk onderhoud daarover volkomen verborgen, zodat ook Donker, die daarbij tegenwoordig was, de indruk kreeg dat hij er geheel mee accoord ging. Ook toen hij mij schreef over zijn onderhoud met Vestdijk, heeft hij dat geheel verborgen gehouden en integendeel min of meer de indruk gewekt alsof het hem speet, dat het misliep’. Eind 1936 is er nog sprake van dat de journalist M. van Blankestein (1880-1964) tot de redactie van De Stem toetreedt. Van Blankestein maakt in die periode juist de overstap van de NRC naar het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad.Ga naar eind36 Ook dit gaat niet door. Pas in februari 1937 krijgt Coster gezelschap van Donker. Daar blijft het op dat moment bij. | |
[pagina 61]
| |
Van Loghum Slaterus geeft na de mislukte inlijvingspoging in 1935 wat Vestdijk betreft de moed overigens niet op. Nog begin 1941 probeert Van Tricht blijkens zijn correspondentie met Theun de Vries - zelf een van de meest succesvolle auteurs van Van Loghum Slaterus - Vestdijk voor zijn uitgeverij te winnen. Doeke Zijlstra, de directeur van Vestdijks uitgever Nijgh & Van Ditmar, wordt in mei 1940 bij het bombardement van Rotterdam gedood. Dat maakt Vestdijk tot een gewilde prooi van concurrerende uitgevers als A.A.M. Stols, L.J. Veen en ook Van Loghum Slaterus. Van Tricht schrijft op 3 februari 1941 aan Theun de Vries: ‘Vrijdag bracht ik een erg prettig bezoek aan Vestdijk. Ik ben blij eens met hem kennis te hebben gemaakt en hoop, dat er een oplossing voor de romans zal worden gevonden’. ‘Ik hoop heel erg, dat je hem “krijgen” kunt’, reageert De Vries een dag later. De Vries is het ook die in deze zelfde tijd een plan voor een tijdschrift of reeks onder de naam De Boogschutter lanceert, waarbij Vestdijk is betrokken. Op 10 maart 1941 schrijft hij aan Van Tricht: ‘Sinds enige tijd hebben Vestdijk en ik een briefwisseling gevoerd over de mogelijkheid van een essayistisch blad, d.w.z. een tijdschriftje, waarvan elk nummer geheel uit een studie bestaan zou [...]. Nu kwam ik op het idee om liever een essay-reeks te organiseren [...]. We hadden direct aan jou gedacht als de mogelijke uitgever van zo'n reeks’.Ga naar eind37 Dat laatste is niet helemaal waar, want in een eerder stadium waren H.P. Leopold's Uitgeversmaatschappij (de uitgever van De Vrije Bladen) in Den Haag en Van Holkema & Warendorf (de uitgever van Groot Nederland) door Vestdijk geopperd. Op 22 januari had hij aan De Vries geschreven: ‘Waarom zou Leopold het niet in deze gewijzigde gedaante voortzetten. Pols hun daar eerst eens over. Verder zijn de uitgevers niet zoo dik gezaaid. Een andere mogelijkheid is [...] Holkema, of Van der Velde, te vragen de zaak als aanhangwagen van Gr.N. over te nemen, onder een afzonderlijke redactie, waarbij ik dan als trait d'union dienst zou kunnen doen. Dus dezelfde verhouding als ts. Stem en C[ritisch] B[ulletin]’.Ga naar eind38 Ook deze poging Vestdijk aan Van Loghum Slaterus te binden mislukt. Pas na de oorlog zou Vestdijk met De toekomst der religie (1947) en het tamelijk esoterische Astrologie en wetenschap (1949) twee maal in het fonds van Van Loghum Slaterus figureren. Beide publicaties hadden vast niet de literaire meerwaarde die Van Tricht voor ogen stond toen hij Vestdijk voor De Stem wilde veroveren. |
|