ZL. Jaargang 2
(2002-2003)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| ||||||||||
Karel van de Woestijne, Victor de Meyere en Julius de Praetere in de Slijpstraat te Gent, 26 december 1898 (amvc-letterenhuis)
| ||||||||||
‘Een goede reklaam voor verkoop’
| ||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||
Grote plannenIn het najaar van 1896 leren Karel van de Woestijne en Jules de Praetere elkaar kennen aan de Gentse Academie voor Schone Kunsten. Karel van de Woestijne volgt er een cursus Kunstgeschiedenis bij Jean Delvin.Ga naar eind3 Op een avond na de les komt De Praetere naar hem toe en vraagt ‘wilt ge met mij meêdoen? We kunnen een groot werk doen’. Van de Woestijne is in de wolken over de kennismaking. Hij is gefascineerd door de jonge graficus die hij als artiest en mens hoog inschat. Ze trekken steeds vaker met elkaar op, zodat Van de Woestijne eind januari 1897 aan De Meyere kan schrijven: ‘Nu zijn we diepe vrienden. Er gebeurt iets tusschen ons, want we verstaan elkaar’. Omdat het werk van De Praetere door Van Nu en Straks geweigerd wordt en wellicht ook omdat Van de Woestijnes publicaties in het anarchistische tijdschrift hem op school last blijven bezorgen, beginnen de jonge Gentenaren plannen te smeden voor een nieuw, zuiver literair blad, dat door Buschmann in Antwerpen uitgegeven zou worden.Ga naar eind4 Eind april 1897 legt Van de Woestijne aan De Meyere uit hoe het er volgens hem en De Praetere moet uitzien: We zullen vier maal in 't jaar verschijnen, in nrs van ± 150 à 175 bdz., 75 exempl. op van Gelder; 10 of 15 op Japansch, formaat: vierkantig, ongeveer grootte van Kloos' verzen, in rood en zwart gedrukt, met bijzondere aanvangsletters en ornementaties, het alles zoo Vlaamsch mogelijk (de Praetere zorgt daarvoor). Ge weet wat voor werk we zouden publiceeren. Kort daarvoor heeft hij in gelijkaardige bewoordingen naar zijn Antwerpse vriend, de musicus en dichter Lode Ontrop geschreven.Ga naar eind5 Als medewerkers aan de eerste jaargang heeft hij naast zichzelf Streuvels, De Meyere, Ontrop en misschien Jan Eelen op het oog. Voor de illustraties mikt hij onder andere op De Praetere, Minne, Melchers, Delaunois en Henri Ottevaere.Ga naar eind6 Allerhande problemen zorgen ervoor dat het eerste én tegelijk laatste nummer van Werk pas in de zomer van 1899 verschijnt.Ga naar eind7 De plannen voor volgende nummers verdwijnen in de la. In die plannen komt de naam van Guido Gezelle regelmatig voor. Al eind juni 1897 oppert Van de Woestijne het idee om voor het tweede nummer van Werk een bijdrage van de West-Vlaamse dichter te vragen: ‘Er ware misschien mogelijkheid, na verschijnen van No 1, een bijdrage aan Gezelle te vragen. Denkt ge niet? Dat ware zéér goed: het zou ons eene zekerheid zijn’. Hij meent dat met Gezelle zowel het literaire niveau als het commercieel succes van het project gegarandeerd zullen worden. De naam Gezelle zal abonnees lokken. Een maand later komt Van de Woestijne daar nog eens op terug. Hij heeft net contact gehad met beeldhouwer George Minne, die zijn medewerking toezegt, op voorwaarde dat het blad grafisch, druktechnisch en literair een zeker niveau haalt: | ||||||||||
[pagina 36]
| ||||||||||
Hiervoor zou ik zelf, b.v., voorstellen voor Nr II een bijdrage van een 10 of 15tal gedichten te vragen aan Guido Gezelle, die, door meêhulp van Streuvels en een bezoek dat we hem met ons beiden zouden moeten brengen rond dien tijd, wel toestemmen zal. Dat zou voor de 2 eerste boeken een goede reklaam voor verkoop zijn. Ze rekenen erop dat Streuvels zijn peetoom Gezelle zal weten te vermurwen om mee te werken. Een jaar vroeger hebben De Meyere en Van de Woestijne hun vriend Streuvels ook al eens naar Gezelle gestuurd, toen ze plannen maakten voor het tijdschrift De Wegen Open. Dat blad kwam er niet, omdat ze de bruggen met Van Nu en Straks toen nog niet wilden opblazen. Bovendien leek de oprichting van een ander jongerenblad, Van 't Jonge Vlaanderen, hun plannen te doorkruisen. Ook dat tijdschrift kwam er niet.Ga naar eind8 | ||||||||||
Zeer zeldzame DaguerréotypeMet Streuvels aan hun zijde mogen Van de Woestijne en De Praetere de toekomst van hun blad vol vertrouwen tegemoet zien. De bakker uit Avelgem paart werkkracht aan inspiratie en kan ervoor zorgen dat een blad niet in kopij- | ||||||||||
[pagina 37]
| ||||||||||
nood geraakt. Snel oppert hij de mogelijkheid dat Werk zijn nieuwe novelle Lente krijgt: ‘Het staat vast dat hij meewerkt,’ schrijft Van de Woestijne eind juni 1897 aan De Meyere, ‘Hoewel hij nog niets vast belooft, ben ik zeker dat ik van hem zijn kleine roman: “Van Lente” of zijn drama: “Op koper” zal hebben.’ Half september is de kogel door de kerk. Van de Woestijne schenkt een portret, dat De Praetere van hem geschetst heeft, aan Streuvels en krijgt de definitieve toezegging van Lente in ruil.Ga naar eind9 Nadat hij, eind oktober 1897, met De Praetere in Avelgem op bezoek is geweest, kan Van de Woestijne nog meer goed nieuws melden aan zijn vriend De Meyere. Streuvels heeft verteld dat Hugo Verriest een ‘zeer merkwaardige en zeer zeldzame photographie of liever Daguerréotype van G. Gezelle op 30jarigen leeftijd’ bezit. Die zou in nummer 2 van Werk gepubliceerd kunnen worden samen met ‘een vijftiental gedichten van Gezelle en een modern portret, ‘tzij photographie, ‘tzij door de Praetere geteekend’. Dat zinnetje wordt ook geciteerd in een artikel van Maurits van Coppenolle in De Biekorf.Ga naar eind10 Helaas is in zijn citaat een fout geslopen: vijftiental is door vijftigtal vervangen. Vandaar dat Pauwels en Rousseeuw schrijven: ‘Het was in eerste instantie de bedoeling om een bloemlezing van ongeveer vijftig [cursivering, PT] gedichten
Enkele bladzijden uit een brief van Karel van de Woestijne aan Victor de Meyere (amvc-letterenhuis)
| ||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||
Foto van Gezelle naar de ‘zeer zeldzame Daguerréotype’, circa 1860 (uit P. Couttenier, Het Guido Gezellemuseum te Brugge)
uit te geven’. Het ging aanvankelijk niet om een afzonderlijke bloemlezing, maar gewoon om een aantal pagina's in het tweede nummer van Werk. Van de Woestijne vraagt aan De Meyere om Verriest te polsen over die ‘Daguerréotype’. De Meyere schrijft een sluwe brief aan de pastoor van Ingooigem.Ga naar eind11 Hij poogt Werk eerst gunstig te positioneren ten opzichte van Van Nu en Straks, alvorens zijn verzoek te formuleren. Dat is nodig, want ook het toonaangevende blad aast op de merkwaardige foto. En Verriest heeft goede contacten met de leider van het blad, Vermeylen.Ga naar eind12 De Meyere omschrijft Van Nu en Straks als een blad dat ‘kunstuitingen [...] in bepaalde theorieën wil indijken’. Hij verwijst daarmee subtiel naar de anarchistische strekking. Hij vermoedt dat de katholieke Verriest daar nog wel moeite mee heeft. De jongeren van Werk daarentegen ‘willen enkel vrij en eerlijk, echt en spontaan, zeggen de duizenden gevoelens levend en bewegend in hun ziel’. In naam van die jongeren doet hij zijn verzoek: Is het u niet mogelijk aan mij, of liever aan Jules de Praetere, kunstschilder wonende te Gent, Kte Kalverstege nr 1, voor eenige dagen, het konterfeitsel van dichter Gezelle op 30 jarigen leeftijd toe te sturen. Ons doel is in boek II onzer uitgave Werk, waarvan deel I, naast een nederige bijdrage van uw dienaar, Lente proza van Frank Lateur, Kronos een dramatische zang van Van de Woestijne en platen van George Minne of de Praetere zal bevatten, deze afbeelding en een recent portret van Gezelle - dit alles door Minne te maken - met enkele zijner gedichten op te nemen. De brief mist zijn uitwerking niet. Al snel krijgen ze groen licht uit Ingooigem. Op 4 november 1897 schrijft Van de Woestijne naar Verriest dat ze op het einde van de volgende week de ‘lichtteekening van Mr. Guido Gezelle, door U voor de uitgave Werk aan Victor de Meyere beloofd’ zullen komen halen. Wanneer ze eind november Streuvels’ novelle Lente toegestuurd krijgen, ziet het er voor Werk heel rooskleurig uit. | ||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||
Ruzie met StreuvelsDe volgende maanden komt er echter niet veel schot in de zaak. Van de Woestijne en De Praetere zijn wel druk in de weer, maar de publicatie van het eerste nummer van Werk schiet niet echt op. Een van de plannen waarin ondertussen veel energie kruipt, is de aanschaf van een handpers. In een brief van vermoedelijk 21 maart 1898 meldt Van de Woestijne aan De Meyere dat hij met De Praetere nog dezelfde week naar Brussel gaat om een handpers te kopen. Daardoor zullen ze het tweede nummer van het blad zelf kunnen drukken. Ondertussen heeft Gezelle in dat nummer een ruimer aandeel gekregen, zo blijkt uit een brief aan Ontrop van rond die tijd: ‘Boek II, dat door d[e] Praetere zal gedrukt worden en over vier maanden verschijnen zal, zal hoogst waarschijnlijk, bijna zeker, geheel gewijd zijn aan de twee grootste kunstenaars van Vlaanderen: Guido Gezelle voor den inhoud en George Minne voor de Illustraties. Het zou slechts 100 bladz. bevatten, slechts gedichten van Gezelle’.Ga naar eind13 Hoogstwaarschijnlijk deden ze dat om Streuvels ter wille te zijn. Die had immers eind februari aan Van de Woestijne geschreven: ‘Zoudt ge Boek II niet doen dienen om die Anthologie?’.Ga naar eind14 Korte tijd later moeten ze noodgedwongen het geweer van schouder veranderen: Boek II zou kunnen bevatten, behalve “Kronos”: een stuk proza van Balieus, en gedichten van U en van mij, - misschien, als deze niet opgemaakt wordt door Streuvels, ook verzen van Guido Gezelle.Ga naar eind15 Maar daarop moeten we voorloopig niet rekenen. Waarom niet? Streuvels heeft het er ondertussen vreselijk van op zijn heupen gekregen, dat zijn novelle na vier, vijf maanden nog altijd niet gepubliceerd is en heeft ze ondertussen zelfs teruggeëist. Daaromtrent zijn boze brieven van Avelgem naar Gent gegaan en vice versa.Ga naar eind16 Uit die brieven blijkt dat Streuvels het vooral op Van de Woestijne gemunt heeft. Zijn geloof in De Praetere lijkt ongeschonden, want hem vertrouwt hij rond die tijd de uitgave van zijn eerste novellenbundel, Lenteleven, toe. Uit een brief van mei-juni 1898 blijkt dat Van de Woestijne de plannen om Gezelle in nummer 2 van Werk te krijgen, opgeborgen heeft. ‘We zullen hebben: uw “Dagen”, iets uit het “Zonneboek” van Streuvels, Zangen van mij. Wat nog? Streuvels denkt dat we best zouden doen aan Gezelle niets te vragen: de man is ziek,’ schrijft Van de Woestijne aan De Meyere. Ondertussen hebben ze andere plannen met Gezelle: ‘Direkt na boek II drukt Jules een anthologie van Gezelle's werk, door deze-zelf samengesteld,’ meldt Van de Woestijne in dezelfde brief. Streuvels en De Praetere hebben dat blijkbaar zo afgesproken. Van de Woestijne vindt dat Hugo Verriest het voorwoord bij de bloemlezing moet schrijven. De Praetere, die nu de contacten met Avelgem verzorgt, moet dat aan Streuvels schrijven. | ||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||
Vignet op de achterzijde van Werk
Dat Verriest bereid is om die uitgave te steunen, kunnen we opmaken uit een brief van 17 december 1898. Daarin bedankt Van de Woestijne Verriest voor zijn ‘zoo vriendelijk en zoo vereerend onthaal’. Hij belooft afdrukken van het werk van Minne te sturen om Verriest te vergoeden voor diens ‘meêwerking voor 't uitgeven van 't Gezelle-boek'. Uit de brief blijkt dat het probleem van de auteursrechten in hun gesprek aan bod is gekomen. Van de Woestijne meent echter een wettekst gevonden te hebben op basis waarvan Gezelle vrij zou zijn tegenover zijn uitgever: ‘La cession d'un objet d'art n'entraine pas cession du droit de reproduction au profit de l'acquéreur’. Zo eenvoudig lag dat echter niet.Ga naar eind17 Het is mogelijk dat Verriest in deze fase, in de tweede helft van 1898, zijn broer Gustaaf heeft ingeschakeld om gedichten voor de bloemlezing te selecteren.Ga naar eind18 Wellicht hebben ze - door de verhalen van Streuvels over zijn wedervaren met Van de Woestijne en De Praetere en door eigen ervaringen - al snel hun vertrouwen in het Gentse duo verloren. Pas tegen de zomer van 1899 laat Van de Woestijne weer van zich horen. Hij verontschuldigt zich voor ‘ons lang stilzwijgen’. Het Gezelle-project is nog | ||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||
Portret van Karel van de Woestijne door Julius de Praetere, 1897
maar eens gewijzigd. De Gezelle-uitgave zou nu toch weer Werk, nr. 2 worden. ‘Ge zult U herinneren,’ noteert Van de Woestijne, ‘dat het boek zou bevatten: eene anthologie + een reeks nieuwe gedichten, samen een 150 bldz. Alles zou binnen de twee maanden verschijnen’. Nogmaals verwijst hij naar het auteursrecht: ‘Voor moeilijkheden met den gewonen uitgever van den heer Gezelle zou, naar mijne inlichtingen, niet te vreezen zijn’. Verriest moet het zaakje moe geweest zijn. Hij reageert niet meer op deze brief. Ook niet op de twee volgende die Van de Woestijne hem stuurt. Daardoor moeten de Werk-mannen hun plannen weer bijsturen. Van de Woestijne meldt het in een brief van juli 1899 tandenknarsend aan De Meyere: Vermits Verriest, na drie brieven, geen antwoord geeft - waarschijnlijk opgehitst door Streuvels en de “van Nu en Straksers” - kan nr II van “Werk” geen Gezelle-boek zijn, gelijk ik gedroomd had, en moeten we maar op eigen krachten steunen.Ga naar eind19 Jules heeft U zondag ongeveer megedeeld [sic] hoe ik boek II opgevat had. Ziehier nadere toelichtingen: Boek | ||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||
II zou bevatten : 1o een 75 bdz. verzen van U (ge hebt van uw Prometheus gesproken, geloof ik. Hoeveel bldz. is dat?) 2o een verhaal van mij, “Christoforus” (± 50 bd.; 3e ± 10 bdz. verzen van Ontrop; 40 ± 10 bdz. verzen van Thijs; samen 140 à 150 bdz. Formaat kleiner dan het tegenwoordige. Ieder werk afzonderlijk genumeroteerd. Ook zien ze af van het idee om de volgende nummers van Werk op De Praeteres Stanhope te drukken: ‘op handpers kunnen we nooit de kosten dekken, en 't zou overigens te lang duren’. | ||||||||||
ConclusieBij hun plan om gedichten van Gezelle te publiceren, stootten Van de Woestijne en De Praetere op allerhande moeilijkheden. Eerst en vooral waren er menselijke problemen. Gezelle, die oud en ziek was, stond niet bepaald te trappelen om in Werk te publiceren. Streuvels, die eventueel de brug had kunnen slaan, kreeg zelf problemen met Van de Woestijne en De Praetere, die zich telkens weer niet hielden aan vooraf gemaakte afspraken en deadlines. Ook Verriest moest ervaren dat samenwerken met de jonge Gentenaren moeilijk was en haakte af. Daarnaast was er onduidelijkheid over het auteursrecht. Ten slotte waren er financiële problemen. Het ronselen van abonnees voor Werk liep niet echt gesmeerd.Ga naar eind20 Daardoor kon al maar met moeite het eerste nummer gerealiseerd worden. De hoop om met een eigen handpers mooier en een stuk goedkoper te werken, viel in duigen, toen bleek dat zelf drukken nog meer tijd, moeite en geld kostte. Uiteindelijk zal De Praetere toch doorgaan met zijn plan om Gezelle te drukken. Hij kiest daarvoor de bundel Kerkhofblommen uit. Van de Woestijne heeft daar niks meer mee te maken. De vriendschap tussen die twee is onder- tussen sterk bekoeld.Ga naar eind21 Hoe het met het bibliofiele Gezelle-project afloopt, kunt u bij Pauwels en Rousseeuw lezen. Dat het geen succes werd, had u waarschijnlijk al geraden. | ||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||
Bronnen
|
|