ZL. Jaargang 2
(2002-2003)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 78]
| |
De kleine garnaalDe kleine garnaal is een rubriek gewijd aan een van die vele literaire randfiguren die, meestal terecht, door de mazen van het net der officiële literatuurgeschiedschrijving glippen maar die stuk voor stuk een onmisbare schakel vormen in het literaire ecosysteem. Niet zelden zijn het ook ongemeen boeiende personages. | |
John Kooy
| |
[pagina 79]
| |
Titelblad en voorwoord van de Encyclopedie voor iedereen, 1933
| |
Deze Week (1)De Encyclopedie voor Iedereen is een boek over alles. Komrij zegt dan ook met bewonderende verbazing: ‘Die John Kooy heeft dat in z'n eentje zitten doen. Ik heb vaak fantasieën over John Kooy gehad, hoe die dat allemaal deed, op systeemkaartjes waarschijnlijk, en hij moest toch ook uitzoeken wat er wel in kwam en wat niet’. Ook voor de uitgever was de Encyclopedie een monsterproject, het risico was zo groot dat er twee uitgevers voor nodig waren om de Encycloopedie op de markt te brengen: W. de Haan uit Utrecht en Uitgevers-MIJ. AE.E. Kluwer te Deventer. Kooy had al eerder met Kluwer samengewerkt en wel als hoofdredacteur van het in Den Haag geredigeerde maar tot in ‘Indië’ verkrijgbare Deze Week. Nederlandsch Weekblad voor Stad en Land. In 1929 trok de oprichter AEbele [Everts] Kluwer zich terug en deed de zaak over aan zijn drie zoons. In die tijd was het een ‘brede’ uitgever. In het bedrijfsarchief van Wolters-Kluwer bevindt zich het contract met John Kooy, waarin overeengekomen wordt dat vanaf 4 oktober 1929 Deze Week zou gaan verschijnen. Kooy kreeg 300 gulden per maand voor zijn redactionele werk, een oplopend percentage van de omzet als die boven de 85.000 gulden uitkwam en 5 cent per regel voor zijn ieder nummer te schrijven ‘Hoofdartikel’ en ‘Weekoverzicht’. Hoewel de naam John Kooy in het Haagse Gemeente-archief niet terug te vinden is, moeten we er vanuit gaan dat het wel zijn echte naam was. Ten eerste omdat hij het contract met Kluwer met een handtekening van John Kooy voorzag en ook wel omdat er in het Haagse al eeuwenlang ‘Kooyen’ | |
[pagina 80]
| |
hebben gewoond.Ga naar eind2 In een gereconstrueerd (dus niet helemaal betrouwbaar) archief van de Centrale Inlichtingen Dienst wordt gemeld dat John Kooy in 1901 in Amsterdam geboren werd als Jean Elias Jacobus Kooy.Ga naar eind3 Deze Week is een bijna onvindbaar tijdschrift geworden, is dus ook niet gecatalogiseerd en bij mijn weten is er ook maar één keer over geschreven, nog geen anderhalve bladzijde in encyclopedische zin.Ga naar eind4 Vijf jaar later schreef een van de encyclopedisten een artikel over mislukte tijdschriften; zij baseerde zich daarbij op een paar lemma's uit deze bibliografie en kwalificeerde John Kooy als een vroege exponent van iemand die met zijn weekblad het verzuilde denken wilde doorbreken.Ga naar eind5 Hoe interessant deze stelling ook is, in werkelijkheid was Kooy met een andere missie bezig. | |
PanAl vanaf 1923 was Kooy betrokken bij Pan. 'n Mondain Weekblad. Pan, genoemd naar de god Pan uit de oudheid, is een satirisch-erotisch weekblad, met softe maar wel aanstootgevende cartoons, schuine grappen en verhalen. Het werd door de tijd heen steeds ranziger, en uiteindelijk werd een nummer in beslag genomen. De doelgroep was ‘vrijgezelle mannen’, hoewel veel grapjes gaan over vreemdgaande en hoerenlopende getrouwde mannen. Het koste 25 cent per aflevering. In het eerste nummer, dat verscheen op 16 juni 1923, werd al meteen het belang van ontspannende activiteiten geformuleerd: ‘De tijden zijn slecht en vervelend. Wie nu het menschdom een uurtje uit de sfeer van zorgen en zaken weet te ontrukken, doet een werk van de allergrootste cultuurwaarde’. Namen van auteurs in het eerste nummer waren Lolo del Patos, L., Hafran, Leontine, Ilse, Mefo, Hans Alberts, Riccy, Bob, Hans Borrebach (illustraties),Ga naar eind6 Amata en Huib van Lille. Met Hans Alberts wordt waarschijnlijk Joh. C.P. Alberts (1893-1967) bedoeld en Bob was John Kooys boezemvriend Bob de Mets, zich noemende Bob Demets en Jean Demets. Dat eerste nummer werd uitgegeven door algemeen advertentiebureau S. de Vries & Co in Den Haag. Al vrij snel na het begin verschenen nieuwe medewerkers in de kolommen: John O'Koy, Alfred Richard Meyer (die een vervolgverhaal schreef) en Jan de Blois. John O'Koy is een van de pseudoniemen die John Kooy in zijn talloze Haagse tijdschriftavonturen zou gaan gebruiken. Hij zou ook regelmatig publiceren als Johny en Ky. In het tiende nummer, van 18 augustus 1923, schrijft John O'Koy ‘De Schepping der vrouw’, een verhaal vergezeld van een cartoon met als onderschrift ‘Ontdekkingstocht in de erogene zone’. Na de schepping van de man, zo schrijft O'Koy, voelde deze een onbedwingbare begeerte. Onkuise gedachten dreven de man naar zijn schepper met de vraag iets te scheppen ‘dat ik niet heb’. Uit deze behoefte kwam de vrouw voort: ‘het verrukkelijkste en tegelijk verschrikkelijkste wezen’. | |
[pagina 81]
| |
Op 28 juni 1924 bestaat het blad een jaar en verschijnt een feestnummer. Het is in dat jaar snel veel pikanter geworden, en gaat meer en meer over prostitutie, wat ook blijkt uit de adverteerders. Artsen en apothekers die anoniem helpen bij ‘geheime ziektes’ en die voorbehoedsmiddelen verkopen, ‘massage’-huizen en postorderadressen waar erotische plaatjes en boeken te bestellen zijn. Contactadvertenties met weinig verhulde wensen stonden tussen oproepen zoals: ‘Welke dame, leeft. 20-3-, met eenig kap., wil zich associëeren met voorm. Duitsch officier, om voor gezamenl. Rek. Winstgevens beurssysteem te exploit.? Steller dezes is 35 j., flink postuur en gaarne bereid, associatie als basis voor gezellige kamerraadsch. verhouding te doen dienen’. Maar ook de redactie plaatste een advertentie: ‘Medewerk(ster) Gezocht [tekst en teekeningen] voor een vaste rubriek over Dames- en heeren onderkleeding in Pan, 'n Mondain Weekblad’.Ga naar eind7 In het vierde nummer van de tweede jaargang (19 juli 1923) komen de schrijvers Panpapa en H. de Balzac voor, en worden aphorismen van Oscar Wilde geplaatst. Het eerstvolgende exemplaar dat in de collectie van het Persmuseum te Amsterdam voorkomt is het vierde nummer van de zevende jaargang (13 juli 1929). Het is volledig anoniem, er komt zelfs geen schuilnaam in voor. De formule was amper gewijzigd. Redactie en administratie zijn inmiddels verhuisd naar de Herengracht 371 in Amsterdam, terwijl het verspreidingsgebied Den Haag blijft (met één verkooppunt in Rotterdam). Pan begon dan misschien als een weekblad om de hokjesgeest van de verzuiling te doorbreken, maar steeds meer werd het een smoezelig advertentieblaadje voor bordelen en zogenaamde boekhandels waar je titels kon kopen als Geslachtsleven onzer voorouders. Het is niet meer na te gaan in hoeverre Kooy ook redactionele verantwoordelijkheid voor Pan droeg. In elk geval richtte hij nog net voordat Pan in 1930 verdween Deze Week op. Het eerste nummer opende met een beginselverklaring van Ky die op een foto van een zebra na, de hele eerste pagina vulde: ‘Als Nederland het land der vele kliekjes en kringetjes, groepen en vereenigingen, secten en genootschappen is, die in een groote verscheidenheid van tijdschriften stem zoeken, dan is dit geenszins een beschamend verschijnsel. Te vaak sluit men zich op in zijn groep en tracht zich daardoor kleiner te maken dan men is’. En dan na deze analyse van de Nederlandse samenleving komt Kooy met zijn positiebepaling die inderdaad ondubbelzinnig tegen de verzuiling in gaat: ‘Het zijn de fanatieke nationalisten, die zich zoo klein maken als hun land, de fanatieke partijgangers, die zich opsluiten in hun partij. En zij zijn het, die den meedoogenloozen strijd gaande houden, dien zij voor kracht aanzien, maar die in werkelijkheid zwakte is. Hier nu heeft Deze Week zich een bescheiden taak gedacht. Zij erkent de groote beteekenis der groepsvorming in de samenleving, zij ziet in de verscheidenheid en de veelheid der groepen een werkelijke kracht, die slechts verdient te worden aangemoedigd. Maar voor alles | |
[pagina 82]
| |
gelooft zij in den mensch, die grooter is dan die groepen. Deze Week plaatst zich dus niet “boven de partijen”, zooals het heet, want Deze Week is niet verwaand.’ Kooy noemt zijn blad expliciet niet neutraal, want dat is een eufemisme voor karakterloosheid. Hij wenst een fris blad te maken, met humor en tegen de verdeeldheid, alles in het geloof ‘dat het Westen vol leven en vol toekomst is’. | |
Deze Week (2)Van het tijdschrift Deze Week zijn vier exemplaren bekend,Ga naar eind8 waaronder het eerste nummer van 5 oktober 1929. Het gaat veel over economie (Johan M. Palm schrijft over ijzerhandel met de vs), filosofie, Amerikaans cultuurimperialisme in Europa, wijn (door W.A.P. Smit) en kinderboeken (door A.P.). Andere medewerkers zijn Mr. V. (N.J. Vellenga), Guus Betlem jr., G. Mulder en Phylodor. Het heeft elke week de buitenlandse kroniek op basis van ‘de bladen’. Favoriet is het satirische Engelse tijdschrift Punch, er worden zelfs cartoons uit overgenomen. Nummer 9 verscheen op 30 november 1929. De oplage was 30.000 exemplaren, aldus Deze Week zelf. Het kostte 4 gulden voor een jaarabonnement, of 10 cent per nummer. Uitgever was, zoals gezegd, AE.E. Kluwer - Deventer. Hoofdredacteur: John Kooy. Als Ky schrijft hij over het huwelijk, en neemt ‘de boekenoogst’ van de week door. Dr. N.J. Singles schrijft over Oostenrijk. Holly Mahroed schreef een verhaal, van A. Conan Doyle verscheen een vervolgverhaal. De rest van het blad wordt gevuld door onder meer Sylvanus, G. Cannegieter, Simon van Beaumont, Lou van Strien (over toneelmuziek), Jacques Gans en Corry. De onderwerpen in nummer 20 (15 februari 1930) zijn onder meer de pan-Europese gedachte over een Verenigde Staten van Europa, economische aangelegenheden, de casino's in Monte Carlo (door Habitue) en het hypotheekrecht (door Mr. De V.). Mr. H.J. Kuperus schreef een verhaal over diplomaten. In nummer 26 (20 maart) publiceerde John Kooy een mild artikel over Stalin, onder de pesterige titel ‘“Godsdienstvervolging” Niet tegen den godsdienst, maar tegen de kerk. Godsdienstvervolging op de Veluwe?’. Kooy laat geen twijfel over zijn anti-communisme, maar hem wil toch van het hart dat hij niets gelooft van die propagandaverhalen waarin wordt verteld dat Rusland hard optreedt tegen gelovigen. Allemaal propaganda van Londen en Parijs. Andere medewerkers aan dit nummer zijn Vincent Ems, Dr. K.H.E. de Jong, H.A.P., Roy Screener (filmflitsen) D. Stoffels, M. Visser (over de doodstraf) en P.M.C. Toepel. Het was het laatste nummer, zo liet de uitgever op 4 april aan de abonnees weten. Er waren weliswaar in korte tijd veel ‘vrienden’ geworven maar niet genoeg om ermee door te gaan. | |
[pagina 83]
| |
Overige Haagse tijdschriftjesDat bladen kwamen en gingen was altijd al gewoon, maar in Den Haag was er een uitzonderlijke hoeveelheid week- en maandbladen die het midden hielden tussen uitkrantjes, satirische tijdschriftjes met cultuur en politiek en de outgoing theaterwereld. Blaadjes die nooit onderzocht zijn en toch zo belangrijk moeten zijn geweest voor de journalistiek en de culturele infrastructuur van Den Haag zijn onder meer: De Hofstad (weekblad, maar Johan Broedelet noemde een sleutelroman over Den Haag ook zo) en Het Masker (uitgegeven met financiële steun van C.J. Koster, die later als uitgever van het Mondaine Weekblad zou gaan fungeren). Dit laatste tweewekelijkse tijdschrift kwam voort uit het groepje ‘Wij nu!’, jongeren die zich geïnspireerd voelden door de balletten van Sergei Diaghilev en zijn Ballets Russes, de decors en kostuums van Leon Bakst en de muziek van Igor Stravinsky. De oprichters waren Kosters zoon Simon, de latere schrijver en toneelhistoricus en Eduard Veterman. Het Masker werd op 1 januari in 1921 opgericht en hield het drie jaar vol.Ga naar eind9 Grote figuren van het Nederlandse toneel kregen aandacht, zoals Eduard Verkade, Herman Schwab, Theo Mann Bouwmeester, Willem Royaards, Else Mauhs, Jan Musch, Annie en Jan van Ees, Albert van Dalsum, Cor van de Lugt Melsert en Fie Carelsen. Verder had je halverwege de jaren twintig in Den Haag nog De Kunst. Een Algemeen Geïllustreerd en Satirisch Weekblad (met onder meer Hans P. van den Aardweg) en het weekblad Het Tooneel, onder redactie van Frits Lapidoth, Mr E. Hijmans, Abr. Kolíf en J.B. Meihuizen. Niet te verwarren met het eveneens in Den Haag verschenen tijdschrift De Tooneelspiegel, begin jaren dertig mede opgericht door Jan Campert en Ben van Eysselsteijn. En in hetzelfde genre als Het Tooneel het al genoemde De Hofstad. Artistiek Weekblad voor Nederland. De hoofdredacteur was Anton Zelling, met vaste medewerking van H. de Boer, Jan C. Manifarges, Leo Faust, John W. Broedelet, Cora Westland, P. Raeskin, mevr. M.C. van Zeggelen, A.C.C. de Vletter, Ed. Veterman, Constant van de Wall, A. Pijpers. Veterman wordt als redacteur genoemd. George Haegenaer (pseudoniem van Veterman) schreef een wekelijkse ‘Haegsche Kroniek’.Ga naar eind10 Opvallend is dat neutrale weekbladen in die tijd kunst en politiek als onverbrekelijke redactiespeerpunten hanteerden. Niet alleen de Haagse tijdschriftjes, maar ook de grote niet-zuilgebonden bladen die ook nog eens gretig in de hofstad gelezen werden. Zo kun je afleiden uit de omstandigheid dat Panorama een redactiekantoor in Den Haag had. En dat was wel aan de toestroom van Haagse medewerkers te zien, behalve Jan Campert werkte ook Joh.W. Broedelet regelmatig mee. Het was even een gerenommeerd weekblad: Johan de Meester publiceerde er veel in, de bekende Haagse journalist Doe Hans met een artikel over de familie Van Ees en de familie Speenhoff, Leo Simons | |
[pagina 84]
| |
over Vondel, G.K. Chesterton over verwondering, Eduard Verkade over Willem Royaards, Stefan Zweig over Moskou, een novelle van Jan Feith, een gedicht van Wilhelm Loeb (ook publicerend onder de naam G.R. Hijkman), Albert Einstein over ‘De reconstructie van Palestina’, een verhaal van Ralph Springer, Ko van Dijk over ‘Drama in Spanje’, Stijn Streuvels over Eduard Verkade en Oscar Wilde. Een voorbeeld van een pikant weekblad was Lili. Mondain Weekblad voor Iedereen. De ondertitel van het laatste nummer is interessant: ‘Mondain Humoristisch Satirisch Maandblad’. Er verschenen tien nummers, alle in 1924. Hoewel Lili zonder twijfel een erotisch blaadje te noemen is, met contactadvertenties en zo meer, was de acteur Jan van Ees hoofdredacteur. Hans Borrebach zorgde voor de illustraties. Lili ging na tien nummers ten onder, maar het in 1925 verschijnende weekblad Het Mondaine Weekblad, uitgegeven door C.J. Koster te Amsterdam, leek een waardige opvolger. De tekenaar Hans Borrebach werkte weer mee, en een hele serie auteurs onder pseudoniem. Het wat langer lopende Mondain Den Haag, aanvankelijk uitgegeven door Drukkerij ‘De Atlas’ en onder leiding van Willy José, deed zijn naam eer aan. Vijf jaargangen lang, tussen 1927 en 1931, werd de hofstad op journalistieke wijze op de hoogte gehouden over wat er om en in theater- en concertzalen gebeurde. De medewerkerslijst was indrukwekkend. Behalve Hans Borrebach stonden daar op: Joh.W. Broedelet, zijn schoonzoon Jan Campert, Jan van Ees, Ben van Eysselsteijn, Jean Flaneur (waarschijnlijk pseudoniem van Eduard Elias), W. van den Hout, E. Pisuisse en Eduard Veterman zijn maar enkele van de medewerkers die zowel in journalistiek al in literair opzicht bekend zouden worden. Het blad stikte van de pseudoniemen en het is daarom niet zeker of John Kooy eraan meewerkte. Jan Campert schreef in het decembernummer van 1930 een kerstverhaal over een actrice die na haar voorstelling bezoek | |
[pagina 85]
| |
krijgt van een mannelijke fan in haar kleedkamer. Het verhaal eindigt maar nauwelijks in het nette. ‘Dit mocht geen afscheid zijn. “Weet je... ik vind”, ging Vera verder, “ik vind Oud en Nieuw ook van die trieste dagen!” “Je neemt me de woorden uit den mond,” lachte Dick, “mag ik je schrijven?” “Jà... Dàg. Dag Dick!” De deur viel dicht. 'n Kerstnacht... met 'n staartje.’ Campert was kort daarvoor met de actrice Joeki Broedelet getrouwd, dus de veronderstelling dat hier een autobiografisch gegeven verliteratuurd werd, is niet al te ver gezocht. Of Kooy wel of niet aan Mondain Den Haag heeft meegewerkt is niet meer na te gaan, niet alle nummers zijn bewaard gebleven. Bijna het hele clubje van Mondain Den Haag is terug te vinden in het tijdschrift van de cacao- en chocoladefabriek Van Houten, Ons Eigen Tijdschrift (niet te verwarren met Mijn eigen tijdschrift van Wilhelm Loeb). John Kooy was vanaf 1934 hoofdredacteur van dit in 1922 opgerichte blad. De lijst medewerkers van het blad, dat ongetwijfeld goed betaalde, is lang en indrukwekkend. Enkele namen die uit het kringetje van Kooy kwamen waren: Hans Borrebach, Joh. W. Broedelet, Jan Campert, H.G. Cannegieter, Emmy van Lokhorst, Wouter Loeb en Eduard Veterman. Ons Eigen Tijdschrift stond vol met geïllustreerde beschouwingen over kunst, muziek en architectuur. Maar ook kon er over literatuur gepubliceerd worden, zoals geïllustreerd wordt door het artikel ‘Over de Dichteres Henriëtte Roland Holst’ van Jan Campert in februari 1931. Het streven van de uitgever en fabrikant C.J. van Houten en Zoon was een familietijdschrift te maken voor de 25.000 mensen die het blad thuisgestuurd kregen na inzending van bonnen die in Van Houten-produkten meeverpakt waren. Zo gauw Kooy in 1934 het hoofdredacteurschap overnam, verplaatste hij administratie- en redactie-adres naar zijn eigen huis: Elandstraat 118 in Den Haag. Het adres van waaruit ook vanaf 1934 verscheen: Vandaag! 'n Vrij Weekblad. Vanwege het beginjaar van verschijnen wordt op zijn minst de indruk gewekt dat Kooy zijn eigen weekblad met geld van de chocoladefabriek kon maken, althans met het honorarium dat hij kreeg voor zijn hoofdredacteurschap van Ons Eigen Tijdschrift. | |
Vandaag (1)In Vandaag staan wekelijks de culturele programma's die Kooy in zijn clubaan-huis organiseerde. Uit de memoires van Rico Bulthuis krijgen we een indruk van Kooy uit die tijd.Ga naar eind11 Bulthuis wist zich in 1975 nog te herinneren dat sociëteit ‘Vandaag’ een soort open huis was waar je ook kon eten voor wat je kon ‘missen’, naar zelf ingeschatte financiële draagkracht. Bulthuis kon zich ‘Vandaag’ en Kooy ook nog goed herinneren toen ik hem in 2001 opzocht. ‘John Kooy was oprichter van de sociëteit Vandaag, gevestigd in de Elandstraat.’ Bulthuis kwam er vaak. ‘“Vandaag” was te bereiken door een poort waarachter op een binnenplaats een groot huis stond. De benedenverdieping was uitgebroken tot een zaal met lange tafels aan drie kanten. Er stond | |
[pagina 86]
| |
een mantelkachel die ook het nevenvertrek verwarmde. In een van de muren was een doorgeefluik naar de keuken.’ Je kon er eenvoudig, goed en goedkoop eten. Een van de vaste gasten was Jan Campert. Een enkele keer, als er via het weekblad Vandaag een interessant avondprogramma aangekondigd was, stapte Menno ter Braak ook wel eens binnen. Bulthuis heeft één voorval in ‘Vandaag’ nooit vergeten. Op een avond waren zowel Ter Braak als Campert in de Elandstraat, de laatste half dronken. Ter Braak zag dat en toen Campert een beetje stond te hannesen met zijn jas, schoot Ter Braak hem te hulp, hoffelijk als hij altijd was. Campert reageerde daarop met de nogal luid uitgesproken opmerking: ‘Ik wist niet dat ze hier zulke goede lakeien hadden.’Ga naar eind12 Bulthuis schreef in zijn memoires dat John Kooy kunstschilder en literator was. En ook van hem komt de opmerking dat Kooy ‘op verbluffende wijze’ op Schubert leek.Ga naar eind13 Toch geloof ik meer in de kwalificatie die de bezorgers van de correspondentie van E. du Perron van Kooy gaven op de plaats waar Kooy genoemd wordt in een brief aan J. Greshoff: ‘John Kooy was journalist en auteur van populair-wetenschappelijke boeken.’Ga naar eind14 Kooy maakte deel uit van het Haagse kringetje acteurs, journalisten en schrijvers die al dan niet ooit afgewezen waren door de redactie van Forum en een weerzin tegen Ter Braak en zijn Forum-kliek hadden ontwikkeld. Daarbij speelde ongetwijfeld een rol dat Ter Braak als kunstredacteur van Het Vaderland een machtsfactor in het culturele leven in Den Haag was. Schrijvend over toneel en literatuur, maar zeker ook als redacteur van Forum wekte dat een zekere weerzin op. Al was het alleen maar dat je pas meetelde als je een keer in Forum had gestaan. Dat wordt geïllustreerd door het verhaal dat Bulthuis vertelde over de ‘Kunstcirkel’, de leesclub die hij met Will Wemerman had opgericht en die een sterke belangstelling ‘in het amoureuze’ had. Een van de leden las op een avond voor uit haar manuscript Sexuele Cor. Bulthuis en Wemerman raakten dusdanig onder de indruk dat ze de stoute schoenen aantrokken en Ter Braak benaderden met het verzoek een deel uit Sexuele Cor op te nemen in Forum. Hij weigerde en vanaf die tijd werd Ter Braak ‘een torretje van vernuft’ genoemd.Ga naar eind15 Bulthuis heeft nooit goed begrepen waarom Kooy ‘Vandaag’ heeft opgezet. Het was een idealistische club, maar in de persoon Kooy kon hij geen pure idealist zien. Zelf noemde Kooy zijn initiatief een ‘sociologisch laboratorium’. De proef op het wereldgeweten hing in de kleine voorhal tegen een houten schot. ‘Het was een bus met een hangslot, en een gleuf waarin de bezoekers voordat ze aan tafel gingen naar eigen goeddunken geld konden laten glijden. Wie niets kon missen, ging aan de bus voorbij en at met de humanisten, communisten, fascisten, denkers en dichters dezelfde soep en stamppot aan de drie lange tafels in het grote lokaal.’ Er werd gedebatteerd ‘met de schoenen tegen de kachel’, zoals Bulthuis het zegt, ‘experimenteel toneel’ kreeg er een kans en ‘de goeden en de kwaden schreven alles wat ze op hun hart hadden in het weekblad dat ook Vandaag heette en voor een dubbeltje in de kiosken te koop was’. | |
[pagina 87]
| |
Vandaag. Een vrij weekblad was inderdaad een podium waarin ‘de goeden en de kwaden’ schreven. Zeker is in elk geval dat John Kooy de drijvende kracht ervan was, de drukkerij was De Atlas die voorheen Mondain Den Haag uitgaf. De redactie werd gevormd door Maurice Bernard Coëlho, zo stond in het zesde nummer van de eerste jaargang (6 oktober 1934). Was dat een pseudoniem van Kooy? Hoe dan ook, een jaar later (misschien ook eerder, maar de tussenliggende nummers ontbreken) stond in het colofon dat Kooy directeur en hoofdredacteur was. En in de Elandstraat was op woensdagmiddag een ‘redactiespreekuur’. Vandaag kostte 10 cent per nummer. Belangrijke thema's zijn buitenlands nieuws en economie. Het claimde 250 buitenlandse kranten en bladen per week na te lezen op interessante berichten en het had een pagina met leuke cartoons uit buitenlandse bladen. Vandaag werd steeds meer een politiek tijdschrift dat van neutraal naar rechts-autoritair opschoof, inderdaad buiten de zuilen, dat wel. Dat zesde nummer bijvoorbeeld opent met een lang artikel onder de kop: ‘Hoe moet onze houding tegen Duitschland zijn?’. Dat was wel een relevante vraag in 1934. Al met al wordt er zeer kritisch over Duitsland gesproken in dit artikel. In Saarland bijvoorbeeld worden mensen voorbereid een Putsch te plegen. Het land is in verwarring en met de economie ging het ook al anders dan de mensen hoopten. Kortom, er heerst chaos daar. Maar dat is geen reden om Hitler in alles gelijk te geven. In hetzelfde artikel wordt met enige trots aangehaald dat er lezers zijn die Vandaag een anti-Duits weekblad vinden en in het communistische dagblad De Tribune had gestaan dat Kooy en de zijnen ‘propagandisten van het Mussert-Dinaso-Fascisme’ waren. Het biedt Vandaag de ruimte eens duidelijk uit te pakken over de richting van het blad: ‘Wie iets van de Fascisten durft te zeggen, wordt direct als “communist” gebrandmerkt. Omgekeerd wordt iedereen die iets van de Communisten zegt, onmiddellijk voor Fascist uitgemaakt’. Vandaag wil geen slaaf van welke richting dan ook zijn, maar houdt zich het recht voor te zeggen waar het op staat. En er is in Duitsland veel dat niet in de haak is. Wie zich abonneert op Vandaag kan een premieboekje uitzoeken. De keuze is curieus: Waar blijven wij na den dood?, Het Fascisme. Nationaal-socialisme en de joden, Bestaan er ‘normale’ menschen ? of De psychopathen in het liefdeleven. Of er normale mensen bestonden in ogen van de Vandaag-redactie, heb ik niet kunnen achterhalen, maar de andere drie titels, ook al werd dat niet vermeld, staan op naam van Maurice Bernard Coëlho. Ze werden uitgegeven door uitgeverij Confidentia, dat een fonds voerde dat vol zat met rassenleer en seksuele vraagstukken. Inderdaad, Kooy liet zich niet in hokjes stoppen. Voor de Centrale Inlichtingendienst (CI), de van 1919-1940 actieve voorloper van organisaties als de huidige Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (de voormalige BVD), die in het al genoemde gereconstrueerd archief ook melding maakte van Vandaag, was hij een communist. Als drijvende kracht van Vandaag vond | |
[pagina 88]
| |
hij het geen probleem aan zijn abonnees als welkomsgeschenk fascistische lectuur te schenken. Nummer 14 (1 december 1934) heeft als thema ‘Om het geld’. Behalve over geld gaat het over revolutie en oorlog. Schrijvers in dit nummer zijn Julius Vos, J. Schenkhof, Dr. P. van Hattem, Sagitarius, J.J.L. van Zuylen, Max Sluizer, Tenebrax (filmrecensent) en P.P. van Veur schreef over sociale romankunst. Twee weken later is het thema dienstweigering. John Kooy wijdde er zelf een artikel aan. Nummer 15 (8 december 1934) gaat over oorlog. Lange verhandelingen over Duitsland worden afgewisseld met een verhaal van Johan Gotschalk over ‘Marxisme en Vrijheid’. Dit artikel was onderdeel van een serie, een liberale serie mag je wel zeggen, waarin allerlei politieke gezindten voor het voetlicht werden gebracht. Zoals in nummer 13 P.A. Kooyman zijn bijdrage ‘Alarmisme en Vrijheid’ mocht publiceren. Kooyman, ook in andere nummers actief, was een berucht links-revolutionaire arbeider van twaalf ambachten en dertien ongelukken die zes jaar in de gevangenis had doorgebracht vanwege een bomaanslag uit 1921 waarmee hij streed voor de dienstweigeringswet (die inderdaad in 1923 werd ingevoerd).Ga naar eind16 Kooyman werkte ook mee aan het nummer van 22 december 1934 met een artikel over rechtsopvattingen, productiemiddelen en bovenbouw. | |
Politieke aspiratiesJohn Kooy, die zoals gezegd volgens de CI een (communistische) idealist was, publiceerde in het tijdschrift Anti-fascistische Stemmen en maakte deel uit van het esoterische clubje, volgens diezelfde CI, van de Synthetische Orde. Volgens een geheim rapport kwam deze orde voort uit de Nederlandsche Unie van Bellamyanen. De leden streefden naar wereldvrede en harmonie op antikapitalistische gronden. De CI ging er vanuit dat de Synthetische Orde een communistische mantelorganisatie was. Of dat zo was, valt nog te bezien. Uit eenzelfde rapport van de CI is op te maken dat enkele leden werden geroyeerd vanwege een vermeend lidmaatschap van het rechts-radicale Zwart Front. Degenen die dit werd verweten, ontkenden weliswaar maar gaven toe wel gelieerd te zijn aan de conservatieve verenigingen Nationaal Herstel en Unie voor Intellectuelen. In Vandaag werd op de voorpagina het programma van de sociëteit ‘Vandaag’ steeds aangekondigd. Het valt op dat de activiteiten in de Elandstraat uitsluitend cultuur betroffen, terwijl in het weekblad zelf de nadruk op politiek lag. Het programma voor de laatste week van januari 1935 luidde bijvoorbeeld: voordrachten uit het werk van Rainer Maria Rilke, ‘De functie van Kunst en Kunstenaar in dezen tijd’ (ingeleid door Bob Demets), verder veel muziekuitvoeringen. Toegangsbewijs was het laatstverschenen nummer van Vandaag. Jan Carmiggelt schreef columnachtige nieuwsstukjes en John Kooy maakte middels lange artikelen bekend hoe de redactieruimte | |
[pagina 89]
| |
ingericht was en met welk doel, wie er had meegeholpen de sociëteit mooi te verbouwen en welke doelen ‘Vandaag’ zoal nastreefde. Jack Krul publiceerde poëzie en Jan Gerhard Toonder beweerde dat God niets met het kapitalisme te maken had, als hij al bestond en D. Valkema stelde het ene na het andere seksuele vraagstuk aan de orde. Van de zichzelf journalist en uitgever noemende Krul zijn twee brieven bewaard gebleven waaruit blijkt dat hij als een soort distributeur actief was voor de bibliofiele boekjes van Du Perron die in Vlaanderen werden gedrukt. De eerste van 20 juli 1926 aan Henrik Scholte,
secretaris van de letterkundige vereniging De Distelvinck: ‘Het door u ter bespreking aangevraagde boek van Duco Perkens, “Bij Gebrek aan Ernst” zal ik u, zoodra ik de oplage in mijn bezit heb, met bekwamen spoed doen toekomen. Wilt u mij een dienst bewijzen en de adressen opgeven van H. Marsman, Joh. Teunisz, J. Slauerhoff, Urbain van de Voorde, Mr J.C. Bloem, Jan R.Th. Campert, Charles van Iersel, D.A.M. Binnendijk, C.J. Kelk en ... . Is. Querido? Tevens zend ik u een io-tal ex. “Het Woord” voor leden van “De Distelvinck” die daarin belang mochten stellen. Met belangstelling e.a. tegemoet ziende, Hoogachtend, Jack Krul’. In een brief van vier dagen eerder aan Scholte noemt Krul zich uitgever van Jean Demets, met een uitgave onder de titel 1926, in een oplage van 250 exemplaren. ‘Het boozige boekje van E. du Perron is niet in den handel, doch kan ik u, indien u daar prijs op stelt wel ter inzage doen toekomen.’Ga naar eind17 Nummer 12 van 23 maart 1935 kondigt als hoofdverhaal ‘Amerikaanse Hitier?’ aan. Auteurs zijn P. Valkema, Herman J. Haijemaije, Marnix, W. Jansen (‘Een betere samenleving’), Willem de Moor over muziek en Jaap Renaud. Nummer 18 van de tweede jaargang (4 mei 1935) bracht een toneel- | |
[pagina 90]
| |
programma voor een Vandaag-dag. Piet Krul en John Kooy namen allerlei rollen en voordrachten voor hun rekening. Bob Demets speelde ook een rolletje in een Entr'acte. Het is dit nummer waarin een duidelijke politieke omslag te constateren valt. Niet alleen omdat de steeds fascistischer denkende Martien Beversluis eraan meewerkte, maar vooral door een bijdrage van Adalbert Smit. Hij stelde het nationaal-socialisme voor als een ‘rein- en ideëel-gezien “isme”’ waarvoor naar het volle leven snakkende jonge kerels heel wat over hadden. Voor de lezer was zijn lange artikel wel wat verwarrend omdat Smit zich tegelijkertijd uitsprak tegen de ‘neo-liberalistischen’ Mussert en zijn Nationaal-Socialistische Beweging (NSB). In werkelijkheid was het duidelijk. In 1931 werd de Nationaal-Socialistische Nederlandse Arbeiderspartij (NSNAP) opgericht door Ernst Ridder van Rappard en Bertus (zich noemende Adalbert) Smit. Het was een volkomen geschift clubje dat de zusterpartij van Hitler in Duitsland maar een softe aangelegenheid vond. Smit kwam van de esperantobeweging via de fascistische Bezem-groep in nationaal-socialistisch vaarwater. Hij kreeg ruzie met Van Rappard en richtte daarom zijn eigen tijdschrift Het Hakenkruis op. Met geld van Alfred Haighton bleef Smit actiefin de marge van allerlei naziclubjes.Ga naar eind18 In ‘Vandaag’ werd met een studentikoos bravoure een schaduwkabinet geformeerd. Een van de aanstaande excellenties was de journalist Emile van Konijnenburg. Rico Bulthuis kreeg in die tijd een uitnodiging van Smit eens te komen praten om illustraties voor Het Hakenkruis te maken.Ga naar eind19 Den Haag bleek in die tijd een broedplaats voor politieke avonturiers te zijn. Zo was in het ‘sociologisch laboratorium’ van John Kooy ruimte voor zijn boezemvriend Bob Demets, van oorsprong een Vlaming die Jan Demets heette. Na de oorlog werd deze journalist, tekstschrijver en literair criticus gearresteerd wegens verregaande collaboratie.Ga naar eind20 Hij had al enkele dichtbundeltjes op zijn naam staan voordat in augustus 1925 in Den Haag het eerste nummer verscheen van het literaire tijdschrift Het Woord. Er verschenen in totaal maar vier nummers. Het was wel het eerste Noord-Nederlandse tijdschrift waarin E. du Perron publiceerde, evenals beroemde kunstenaars zoals Carel Willink, Constant van Wessem, Herwarth Walden, Hannah Höch, Vilmos Huszár en Hendrik Werkman. Demets was naar Nederland gekomen uit angst in zijn geboorteland te worden vervolgd wegens politiek activisme. Het Woord was na één aflevering zo'n beetje op sterven na dood, totdat Jan Demets en Jack Krul elkaar leerden kennen. Er verschenen toen met behulp van Krul toch nog drie nummers. Niet verrassend dat er ook gedichten van Krul in opgenomen werden. Krul gaf kort daarop ook Demets’ dichtbundels uit, waaronder 1926, met lino's van Gonzales Delia Pastore. Na de verdwijning van Het Woord stelde Demets nog een ongepubliceerde dichtbundel samen en dook op in kringen van Amsterdamse pacifisten, die het onafhankelijk weekblad De Nieuwe Pers uitga- | |
[pagina 91]
| |
ven. Toch was het via Vandaag dat hij in aanraking met Adalbert Smit, Alfred Haighton, Jan Baars, Ernst Ridder van Rappard, Arnold Meyer en andere politiek dubieuze figuren. Hij werkte in SS-uniform bij de Vlaamse Omroep en schreef voor collaborerende tijdschriften als Balming en De Vlag. Vanaf 1944 is hij spoorloos. | |
Vandaag (2)Kooy onderstreept dat Vandaag maar één belang heeft en dat zou het ‘cultureele belang’ zijn. Als je naar de tentoonstellingsagenda in het blad kijkt, krijg je dat bevestigd. Zeker waar een schilderijententoonstelling van Huib Luns in het Gronings Pictura aangekondigd wordt. Op 10 augustus 1935 verschijnt nummer 35, waarin het blad ingaat op ‘de Vandaag-beweging’. ‘De Vandaag-beweging bedoelt propaganda te maken voor geestelijke vrijheid, rechtgelijkheid en economische broederschap. Als beweging komt zij op voor de vrijheid van meeningsuiting.’ Het is een ‘vrijen kring van menschen’. Leden van de kring betalen contributie naar draagkracht voor de activiteiten. Het is gastvrij, iedereen is op bijeenkomsten welkom. ‘De oorspronkelijke kring [...] heeft tot dusverre op sociaal gebied het initiatief verwezenlijkt van een open tafel en een arbeidsgemeenschap, op cultureel gebied dat van een tooneel- en concert-zaaltje voor jonge en nieuwe uitingen, een expositieruimte, een cabaret en tooneelgezelschap, verschillende studiegroepen en geregelde lezingen.’ In hetzelfde nummer oordeelt een anoniem ‘critisch collectief over Dr. Menno ter Braak. Een pagina met zes genummerde meningen over de beroemde recensent. Mening I. ‘Er zijn veel boekrecensies in vele bladen, doch de kwaliteit is laag. Ter Braak is een rots in ‘deze schuimende en kolkende zee van kritiekasterij. [...] Hevig en medogenloos in zijn wraak op wie hem dorst te kleinereen... De Rots: Dr. Menno ter Braak, die zijn intellectueele geeselriemen kwistig zweept over de kolommen van Het Vaderland.’ Mening II is neutraal. De derde commentator van het collectief neemt het op voor Ter Braak, die volgens hem vaak Menno Afbraak wordt genoemd: ‘de hoon over Ter Braak [is] angst en kift’. De vierde vindt dat niet Ter Braak zelf zijn recensies schrijft, zij worden gemaakt door zijn ‘vernuft’. Hier schemert het verhaal over het torretje van vernuft doorheen. Ter Braak doet de vijfde van de zes denken aan een chirurg, die - onder narcose - een ingrijpende operatie ten uitvoer legt, en tot slot zegt: ‘De operatie is gelukt, en de patiënt is niet eens overleden’.Het zesde en laatste stukje is negatief bedoeld en zeer vaag. Nummer 35 van Vandaag gaat ook nog over vrouwenemancipatie. Auteurs die met naam genoemd worden zijn: Josephine Schain, J. Gerhard Toonder, Will Wemerman, W. Gosselings (over helder denken, want ‘de hoofden zitten vol modder’) en O.G. Thoden van Velzen. Bulthuis kan zich nog herinneren hoe hijzelf, Jan Campert en Ben van Eysselsteijn in sociëteit ‘Vandaag’ naar experimenteel toneel gingen kijken. | |
[pagina 92]
| |
Tezelfdertijd leerde hij in Vandaag dat ‘verdorven schoften’ charmant kunnen zijn. Er verzamelden zich steeds meer ‘bruine idealisten’ rondom Kooy, zoals Adalbert Smit en Alfred Haighton. Van Smit en Haighton weten we hoe dat verder verlopen is, van Kooy niet. Wel dat hij na de oorlog gewoon doorging met zijn populair-wetenschappelijke boekenserie. Voor de oorlog had hij behalve Encyclopedie voor Iedereen, ook dikke overzichtswerken op zijn naam gezet zoals: Het boek van den hemel (1928), Het boek der uitvindingen (1930), Het boek van de pers (1931) en Het boek van de film (1931), allemaal in de serie ‘Door alle eeuwen heen’ van uitgeverij W. den Haan. Hij vertaalde reclameteksten uit het Deens, schreef scenario's voor de films over oorlog en verzet (Legaat gezocht en Samen op weg) van Alfred Mazure, de maker van de strip tijdens en na de oorlog van Dick Bos. Alleen de Nederlandse centrale catalogus geeft al negentig verwijzingen naar zelfgeschreven of door Kooy vertaalde boeken.Ga naar eind21 Hij werkte in de jaren dertig mee aan het tijdschrift Natuur en Techniek, evenals zijn Vandaag-kompaan D. Valkema. Hij schreef in Land en Volkenkunde en vertaalde in 1931 voor De Haan Herman Hesses Narziss und Goldmund. En eveneens voor De Haan: Egypte (wonderen en geheimen van een grote oude cultuur) van Kurt Lange, en een paar populair-wetenschappelijke boeken van Dr. Paul Herrmann. Het zal duidelijk zijn: vervolgonderzoek naar John Kooy is dringend gewenst. Al is dat niet makkelijk, want er is geen archiefmateriaal voorhanden. Dat hij een vroege voorvechter van de ontzuiling genoemd wordt, is in zoverre juist dat bijna alle hier genoemde tijdschriftjes zich onttrokken aan de gebruikelijke ideologische zuilen van het katholicisme, het socialisme en het protestantisme. Kooy behoorde tot de kosmopolitische Haagse bohème die zich aanvankelijk op speelse ondeugende wijze tegen de gevestigde cultuur afzette. Langzamerhand vonden deze kritische luizen in de pels dat een pels henzelf ook wel goed stond. Maar de gevestigde culturele instituties boden hen geen podium. Een noodgedwongen alternatief circuit bleek een kweekvijver te zijn voor uiterst linkse en uiterst rechtse avonturiers. Kooy heeft met zijn weekblad Vandaag een schuilplaats voor dit ‘sociologisch laboratorium’ gecreëerd. Met zijn sociëteit bood hij hen een thuis. Of hij er zelf in is meegegaan of niet, binnen zijn weekblad won de rechts-autoritaire politiek het van de alternatieve spontane en tegen de gevestigde orde gerichte cultuur. |
|