ZL. Jaargang 2
(2002-2003)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
Een romantische activist
| |
De witte kaproenDe Vlaamse Beweging beleefde in de jaren die aan de Eerste Wereldoorlog voorafgingen roerige tijden. Aanvankelijk verwierf deze emancipatorische stroming veel steun voor haar strijd voor de vernederlandsing van de Gentse universiteit: ‘Er ging geen maand voorbij zonder manifestatie van Vlaamsgezinden in een van onze steden,’ herinnerde Amaat Burssens (1897- 1983, broer van Gaston) zich.Ga naar eind5 Zelfs in het enigszins gezapige Mechelen, waar Gaston Burssens het atheneum bezocht, maakte men zich sterk voor het Nederlandstalige onderwijs. Onder de betogers bevonden zich ook de jonge dichter en diens onafscheidelijke vriend Frans Schauwers (1896-1971). | |
[pagina 54]
| |
Gaston Burssens
(amvc-letterenhuis) De eis van een Nederlandstalige universiteit in Gent oversteeg langzamerhand zijn oorspronkelijke draagwijdte. Het probleem van het gebrek aan hoger onderwijs in de moedertaal was immers slechts voor een klein deel van de bevolking actueel, toch had het een enorm mobiliserend effect. Dit verschijnsel is deels te verklaren door het feit dat de noodzaak van onderwijs in de moedertaal kamerbreed en in elke zuil werd onderkend. Daarnaast was de roep om een eigen universiteit exemplarisch voor de emancipatie van de Vlaamse Beweging: teneinde de Franstalige overheersing met gelijke wapens te kunnen bevechten, was een Vlaamse universiteit noodzakelijk.Ga naar eind6 De vernederlandsing van het onderwijs was het strijdmiddel bij uitstek om de Vlaamse emancipatie in een stroomversnelling te brengen. In 1910 leek dit daadwerkelijk te gebeuren toen een brede coalitie zich voor de vernederlandsing van de Gentse hogeschool uitsprak. Aan de eensgezindheid van de partijen, onder leiding van de socialist Camille Huysmans, de katholiek Frans van Cauwelaert en de liberaal Louis Franck, kwam echter een einde toen de liberaalsocialisti- | |
[pagina 55]
| |
sche oppositie in 1912 een tegenvallende verkiezingsuitslag te verwerken kreeg. Van de saamhorigheid van 1910 was geen spoor meer te bekennen en met het wegvallen van een gezamenlijk doel kwamen de grote tegenstellingen binnen de Vlaamse Beweging weer aan het licht. De gematigde flaminganten, die zich vooral voor het gebruik van de Nederlandse taal inzetten, kwamen tegenover de radicale flaminganten te staan, die een federaal België, een Groot-Nederlandse staat of zelfs een onafhankelijk Vlaanderen nastreefden.Ga naar eind7 Deze discussie ging grotendeels aan de jonge Mechelse studenten voorbij. Zij liepen weliswaar mee in manifestaties, maar erg radicale standpunten hielden de jongelingen er niet op na. De invloed van de leraar Nederlands aan het atheneum in Mechelen, Maurits Sabbe (1873-1938), was hierin merkbaar. Sabbe was een zeer gematigd man, die ook gedurende de oorlog aan zijn ‘passivisme’ vasthield. Door deze houding was het voor de leerlingen van de hogere klassen van het Mechelse atheneum mogelijk om binnen de muren van de school, onder de bescherming van Sabbe, een flamingantische club op te richten: ‘Voor onze moedertaal’. ‘Les inséparables’, Gaston Burssens en Frans Schauwers, werden ook lid. De activiteiten van ‘Voor onze moedertaal’ beperkten zich vooral tot het lezen van Nederlandstalige literatuur. Burssens en Schauwers dweepten in die tijd bijvoorbeeld met Streuvels, Gezelle en hun eigen leraar Sabbe.Ga naar eind8 Het flamingantisme van de jonge Mechelaars was kortom een door Sabbe geïnspireerd cultuurflamingantisme, dat niets te maken leek te hebben met het activisme dat Burssens enkele jaren later, tijdens de bezetting, zou verdedigen. De leden van ‘Voor onze moedertaal’ waren erg romantisch aangelegd en bepaald passief. Voor Burssens moet De witte kaproen het ideale tijdschrift zijn geweest om in te debuteren. Het ‘Vlaamsche strijdblad’ was in 1910 opgericht door de Gentenaar Alfons Sevens (1877-1961), die in zijn campagne voor een geëmancipeerd Vlaanderen de Vlaamsgezinden van verschillende politieke partijen trachtte te verenigen. Zijn politieke uitstapjes hadden weinig succes. Sevens slaagde er nooit in een homogeen blok van flaminganten te vormen. In De witte kaproen was steeds een strijdbaar, maar gematigd geluid te horen. Met kreten als: ‘Wij eischen in het leger gelijkheid tusschen Vlaming en Waal, Wij eischen in het leger Vlaamsch voor de Vlaamsche soldaten, Wij eischen vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool,’ benaderde het strijdblad de Vlaamse ontvoogding eerder als klassenstrijd dan als stammenstrijd.Ga naar eind9 Voor een leerling van Sabbe moet dit Vlaams-Belgische standpunt zeer aantrekkelijk zijn geweest. Daar kwam nog bij dat Sevens grote interesse had voor de letterkunde. Hij had een aantal romans en toneelstukken geschreven en liet in zijn blad veelvuldig schrijvers aan het woord. René de Clercq (1877-1932), de volksdichter en flamingant, was zelfs een tijdje vaste medewerker. Ook de jonge garde werd aangemoedigd om pennenvruchten in te sturen: | |
[pagina 56]
| |
Tot Aanmoediging Wellicht aangezet door deze aanmoediging schreef Burssens op 17 mei 1914: ‘Ik heb het genoegen Ued een gedicht te sturen voor uw blad “De witte Kaproen”‘.Ga naar eind11 Hij voegde ‘Merellied’ aan zijn brief toe. Dit gedicht verraadt een grote voorliefde voor het werk van Gezelle. In de bijeenkomsten van ‘Voor onze moedertaal’ zijn de gedichten van deze West-Vlaamse dichter naar alle waarschijnlijkheid veelvuldig besproken. Burssens en zijn vriend Frans Schauwers hielden in ieder geval erg veel van Gezelle's werk. Tijdens de bezetting, toen Schauwers in Nederland zijn uitzending naar het IJzerfront afwachtte, beurde Burssens zijn vriend regelmatig op met verzen van de priester-dichter: ‘Zooeven kom ik deze [kaart] met ged[icht] van Gezelle te ontvangen. Dank je hoor, prachtig!’Ga naar eind12 Klaarblijkelijk was Schauwers niet de enige die inspiratie putte uit de gedichten van Gezelle. In ‘Merellied’ laat Burssens zien beïnvloed te zijn door het markante taalgebruik van de dichter van Kerkhofblommen. Hij bedient zich van dezelfde kunsttaal, waarin het ‘gallemt’ in plaats van ‘galmt’ en het ‘avondsloomen’ fluistert. Bovendien parafraseert Burssens zijn grote voorbeeld hier en daar wel erg nadrukkelijk. Zo dichtte Gezelle omstreeks 1880 al eens: [...]
Op den hoogen sperel,
daar hij verre ziet,
luide zingt de merel
nu zijn avondlied.
Hoort zijn' kele galmen
haal en wederhaal:
't zijn lijk Davids psalmen
't is lijk orgeltaal
[...]Ga naar eind13
| |
[pagina 57]
| |
Briefje van G. Burssens aan de opsteller van De Witte Kaproen
(AMVC-Letterenhuis) De jonge, enthousiaste Burssens ontleende niet alleen het thema aan Gezelle, ook het idioom nam hij voor een groot gedeelte over. Zijn merels galmen en orgelen zoals ze dat bij Gezelle ook al deden. De slotverzen van ‘Merellied’ blijken al evenmin origineel te zijn. Gezelle schreef al eens: [...] Verdappert uw
bezoek en wilt de bronne
des aksterlevens duiken al
in 't groen, o lieve zonne!Ga naar eind14
Paul Kenis (1884-1934) achtte Burssens, die zo nadrukkelijk op de schouders van Gezelle stond, nog niet rijp voor een debuut. Hij plaatste het gedicht niet en besprak het evenmin. Burssens liet zich hierdoor echter niet ontmoedigen en stuurde een volgend, helaas verloren gegaan, sonnet in onder de titel ‘Een visschersschuitje’. Opnieuw kwam het niet tot publicatie, maar deze keer kreeg Burssens wel een advies van keuzeheer Kenis: G. Burssens. Uw sonnet ‘Een visschersschuitje’ is wel oorspronkelijk en eigenaardig van onderwerp; en ook de vorm verraadt dat gij gevoelen voor rythme en vers bezit. Maar de bijzonderheden zijn wat flauw en kleurloos en verhoogen den indruk niet. In een goed gedicht zou niet één woord door een ander kunnen vervangen worden zonder dat het van zijne waarde verliest; en dat is hier niet het geval.Ga naar eind15 | |
[pagina 58]
| |
Postkaart van Frans Schauwers aan Gaston Burssens, 14 augustus 1915
(Collectie Jespers, Antwerpen) Afgaande op het oordeel van Kenis zou Burssens met zijn tweede gedicht wel aan originaliteit, maar nog niet aan kracht hebben gewonnen. Hoe het ook zij: deze eerste twee pogingen van Burssens hadden nog steeds niet tot zijn officiële debuut geleid. Dat debuut liet nog een jaar op zich wachten: België was toen inmiddels verwikkeld geraakt in de Eerste Wereldoorlog en Burssens had zich geschaard achter het gedachtegoed van het activisme, dat middels radicale politieke veranderingen streefde naar een soeverein Vlaanderen of in elk geval een stevig hervormd België. | |
[pagina 59]
| |
De Duitse bezettingOp 4 augustus 1914 vielen de Duitsers België binnen en raakte het land betrokken bij de Grote Oorlog. Toen in het najaar van 1914 Mechelen werd bestookt, vluchtten de families Burssens en Schauwers. De tocht voerde hen naar Nederland, waar de familie Burssens in Axel onderdak vond bij een zakenrelatie van vader Burssens en Schauwers uiteindelijk in Vlissingen terechtkwam. Lang heeft het verblijf van de jonge dichter in Nederland niet geduurd. In november was hij alweer terug in Mechelen, zijn vriend had hij in Nederland achtergelaten.Ga naar eind16 Bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog overheerste in België de ontzetting over de schending van de neutraliteit van het kleine landje. Ook de meeste flaminganten, die de staat België veelal niet hoog hadden zitten, staken hun protest tegen het geweld van de bezetter niet onder stoelen of banken. Burssens vormde hierop geen uitzondering. Hij had zelfs met zijn boezemvriend Schauwers afgesproken dat als het ooit tot een oorlog zou komen, zij zich samen zouden aanmelden bij het leger.Ga naar eind17 Alle grote plannen ten spijt, kreeg Schauwers echter een afwijzing te verwerken. Burssens bleef waar hij was: in het bezette Mechelen. Omwille van zijn ouders, zo schreef hij Schauwers. Zij hadden al de zorgen voor Gastons oudere broer Amaat, die zich als oorlogsvrijwilliger had opgegeven. Gaston koos ervoor in het ouderlijk huis te blijven.Ga naar eind18 Burssens hervatte zijn studies aan het atheneum. In juli 1915 behaalde hij zijn diploma, maar had in het bezette België geen mogelijkheid om een universitaire studie te volgen. De vier universiteiten hadden na de inval van de Duitsers hun deuren gesloten. Om te voorkomen dat hij als opgeëiste werkkracht naar Duitsland zou worden gestuurd, besloot hij de retoricaklas nog eens te volgen. Aanvankelijk was hij de enige leerling, totdat de uit Antwerpen afkomstige Jan Melis hem kwam vergezellen. Melis was door zijn vader van het Antwerpse atheneum gehaald en naar Mechelen gestuurd. Waarom precies, is niet bekend. Feit is wel dat Melis deel uitmaakte van de vriendengroep rond Paul van Ostaijen. In tegenstelling tot het toch enigszins gezapige Mechelse atheneum, was het atheneum van Antwerpen een activistisch broeinest. Paul van Ostaijen, René Victor, Bob van Genechten, Geo van Tichelen en anderen maakten zich sterk voor de Vlaamse zaak in het algemene studentenblad De Goedendag, waarvan de redactie op dat moment in Antwerpse handen was. Via Melis kwam Burssens in aanraking met het gedachtegoed van de Antwerpse activisten, hetgeen zijn aanvankelijk vrij passieve houding drastisch veranderde. Op 13 oktober 1915 beleefde Burssens dan eindelijk zijn officiële debuut als schrijver. Niet, zoals gedacht, als dichter maar als activist. Hij publiceerde in Het Vlaamsche Nieuws een pamflet waaruit ondubbelzinnig bleek dat hij het cultuurflamingantisme van zijn leraar Maurits Sabbe vaarwel had gezegd: | |
[pagina 60]
| |
Als eenige mogelijke oplossing der Vlaamsche kwestie wordt geëischt en moet verkregen worden hetgeen de Ieren voor Ierland, de Polen voor Polen, de Finnen voor Finland vragen, een ‘home rule’, zelfbestuur voor Vlaanderen! En dát moet nu voorbereid worden.Ga naar eind19 Sinds de inval van de Duitsers was in de radicale vleugel van de Vlaamse Beweging de roep om een zelfstandig Vlaanderen steeds sterker geworden. Het Gentse ‘Jong-Vlaanderen’, dat elf dagen na de publicatie van Burssens' pamflet werd opgericht, had van de vorming van een zelfstandige Vlaamse staat zelfs een programmapunt gemaakt. Het doel leek alle middelen te heiligen: ‘Jong-Vlaanderen’ schrok er niet voor terug om ‘stambroeder Duitschland’ binnen te halen als bondgenoot in de strijd voor onafhankelijkheid. Alhoewel Burssens met zijn eis voor zelfbestuur op één lijn zat met de Gentse flaminganten, moeten we hem niet in de radicale vleugel van de Vlaamse Beweging plaatsen. De strijd voor een zelfstandig Vlaanderen was de taak van de Vlaamse Beweging, en van de Vlaamse Beweging alleen. Onverduitst en onverfranst, zo zag het Vlaanderen van Burssens eruit. Een jaar eerder had een andere jonge flamingant, Paul van Ostaijen (1896-1928), hetzelfde standpunt ingenomen in Het Vlaamsche Nieuws dat toen nog De Vlaamsche Gazet - Het Laatste Nieuws heette. Begin 1915 was aan de medewerking van Van Ostaijen echter een eind gekomen. Het is niet bekend waarom Van Ostaijen Het Vlaamsche Nieuws verliet, maar het is wel een feit dat het dagblad langzamerhand zijn anti-Duitse standpunt liet varen.Ga naar eind20 Tegen de tijd dat Burssens zijn pamflet instuurde, was er al veel veranderd. Met August Borms en Raf Verhulst in de redactie groeide de krant.Ga naar eind19 Sinds de inval van de Duitsers was in de radicale vleugel van de Vlaamse Beweging de roep om een zelfstandig Vlaanderen steeds sterker geworden. Het Gentse ‘Jong-Vlaanderen’, dat elf dagen na de publicatie van Burssens' pamflet werd opgericht, had van de vorming van een zelfstandige Vlaamse staat zelfs een programmapunt gemaakt. Het doel leek alle middelen te heiligen: ‘Jong-Vlaanderen’ schrok er niet voor terug om ‘stambroeder Duitschland’ binnen te halen als bondgenoot in de strijd voor onafhankelijkheid. Alhoewel Burssens met zijn eis voor zelfbestuur op één lijn zat met de Gentse flaminganten, moeten we hem niet in de radicale vleugel van de Vlaamse Beweging plaatsen. De strijd voor een zelfstandig Vlaanderen was de taak van de Vlaamse Beweging, en van de Vlaamse Beweging alleen. Onverduitst en onverfranst, zo zag het Vlaanderen van Burssens eruit. Een jaar eerder had een andere jonge flamingant, Paul van Ostaijen (1896-1928), hetzelfde standpunt ingenomen in Het Vlaamsche Nieuws dat toen nog De Vlaamsche Gazet - Het Laatste Nieuws heette. Begin 1915 was aan de medewerking van Van Ostaijen echter een eind gekomen. Het is niet bekend waarom Van Ostaijen Het Vlaamsche Nieuws verliet, maar het is wel een feit dat het dagblad langzamerhand zijn anti-Duitse standpunt liet varen.Ga naar eind20 Tegen de tijd dat Burssens zijn pamflet instuurde, was er al veel veranderd. Met August Borms en Raf Verhulst in de redactie groeide de krant uit tot het belangrijkste activistische periodiek, die ook de goedkeuring van de bezetter kon wegdragen. Of dit de reden is van het eenmalige karakter van Burssens' medewerking aan Het Vlaamsche Nieuws blijft gissen. Burssens volgde in ieder geval het voorbeeld van zijn latere boezemvriend Van Ostaijen en vond onderdak bij De Goedendag. In het november- en in het decembernummer van dit blad verzorgde hij een tweetal besprekingen van het Nederlandse tijdschrift Dietsche Stemmen. Burssens legt in deze besprekingen een grote interesse aan de dag voor de manier waarop het tijdschrift omgaat met het probleem van de onderdrukte volkeren van Europa. Dietsche Stemmen levert een interessante aanzet voor een oplossing waarin alle volkeren in Europees verband zouden moeten samenwerken.Ga naar eind21 Deze internationalistische invulling van het nationalisme vond grote weerklank in De Goedendag. Met August Vermeylens ‘Vlaming zijn om Europeeër te worden’ en de recente bevindingen van Dietsche Stemmen in het achterhoofd, formuleerde Paul van Ostaijen het Vlaams-nationalisme van zijn generatie als ‘noodzakelik flamingantisme’. Nationalisme als opstapje naar een sociale, internationaal georiënteerde samenleving.Ga naar eind22 | |
[pagina 61]
| |
Zondagsblad, bijblad van Vooruit (1916-1918)
Maurits Sabbe
(AMVC-Letterenhuis) Hoezeer Burssens eind 1915, begin 1916 ook betrokken was bij de internationalistische (en later expliciet socialistische) invulling van het flamingantisme van een deel van de jonge generatie Vlamingen, in zijn poëzie, die hij inmiddels was gaan publiceren, was hiervan niets te merken. Behalve in een gedicht ter ere van de volksdichter René de Clercq, kwam de Vlaamse zaak in deze periode zelfs niet eens ter sprake in zijn verzen.Ga naar eind23 Politiek en poëzie hield de jonge dichter strikt gescheiden. Bovendien bleef Burssens geboeid door de impressionisten en waren de Duitse en Franse expressionisten voorlopig niet aan hem besteed. De zachte hand van Maurits Sabbe bleef zichtbaar. Burssens had inmiddels de smaak van het dichten te pakken en publiceerde geregeld. Het is opvallend dat hoewel Burssens' flamingantisme geen onderwerp van zijn poëzie was, hij uitsluitend in Vlaamsgezinde tijdschriften publiceerde: Vlaamsch Leven, Ons Land en De Goedendag. Kennelijk was Burssens veel gelegen aan de signatuur van de tijdschriften. Dat hij medio mei 1916 een gedicht stuurde naar de Gentse socialistische krant Vooruit, die tijdens de bezetting onder Duitse censuur bleef verschijnen, was dan ook niet toevallig. Burssens gaf immers een sterke sociale invulling aan zijn flamingantisme. Op 21 maart 1915 was Vooruit van start gegaan met een wekelijkse letterkundige bijlage, Zondagsblad genaamd. Aan Zondagsblad werkten enkele gerenommeerde namen mee, zoals Cyriel Buysse, Lode Baekelmans en Maurits Sabbe, maar ook de (socialistische) jonge garde kreeg een kans: Richard Minne, Achilles Mussche, Paul Kenis en Raymond Herreman.Ga naar eind24 Op 15 mei 1916 waagde ook Burssens een kans en stuurde de hoofdopsteller een kort briefje waarin hij een gedicht aanbood voor ‘uw zoo degelijk letterkundig Zondagsblad’.Ga naar eind25 Bijna twee maanden later, op 9 juli, verscheen het gedicht ‘Onrust’.Ga naar eind26 Drie maanden later, op 15 oktober, volgden nog drie gedichten die onder de verzameltitel ‘Verzen’ werden geplaatst.Ga naar eind27 Het zijn de gedichten van een jonge dichter die zich een romantisch gemoed heeft aangemeten. Onrustig stapt Burssens door het leven met maar één hoop: de hoop dat de liefde alle wonden zal helen. Het romantische zware gemoed van ‘Onrust’ en | |
[pagina 62]
| |
‘Aan de bedroefden’, het tragisch-opgewekte van ‘Meisje...’ en de domineeachtige waarschuwing dat hardlopers doodlopers zijn, die uit ‘Te lief’ spreekt, zijn gevat in gedichten die niet alleen qua vorm met beide benen in de negentiende eeuw staan. De boodschap van ‘Te lief’ is met recht domineeachtig te noemen. Vertoonde Burssens' eerste poging opmerkelijke gelijkenissen met het werk van de priester-dichter Gezelle, ‘Te lief’ roept reminiscenties op aan de domineespoëzie van Nicolaas Beets. Onder het motto ‘Bene qui latuit bene vixit’ beschreef Beets in ‘Het maartsch viooltje’ een even ondeugend bloempje: Waagt gij 't uit te spruiten.
Bloem van zacht fluweel?
Durft gij 't knopje ontsluiten,
Rondzien op uw steel?
't Purpren hoofdje wagen
Aan de gure lucht,
Voor geen hagelvlagen,
Voor geen storm beducht?
Hoor 't Noordwesten zwatelt
Om den top van 't duin;
't Dor gebladert ratelt
Aan der eiken kruin;
Dikke doode takken
Breken voor zijn kracht;
Zal uw steel niet knakken,
Nog zoo jong en zacht?Ga naar eind28
Eens te meer laat Burssens zien zijn eigen vorm nog niet gevonden te hebben. De invloed die de grote dichters van weleer op hem hebben uitgeoefend, is steeds zichtbaar en hier en daar wel erg nadrukkelijk aanwezig. Burssens liet al vroeg zien zeer weloverwogen politieke keuzes te kunnen maken. Op artistiek gebied moest hij zijn volwassenheid echter nog bereiken. | |
Besluit‘Als ik er nu nog aan denk dat ik mijn eerste stappen in de literatuur heb gezet “over lijken van plagiaten en diefstallen heen”, zoals eens Van Ostaijen mij later tijdens een partijtje schaak heeft verweten, lijkt het niet zo verwonderlijk dat de druiven (der gramschap van anderen) voor mij lange tijd zo groen zijn gebleven.’Ga naar eind29 Met deze woorden heeft Gaston Burssens niets te veel gezegd. Zijn vroege poëzie is diep geworteld in de negentiende eeuw en vertoont soms zelfs al te grote overeenkomsten met de gedichten van de grote dichters van die periode. Burssens' aarzelende eerste stappen in de literatuur staan in | |
[pagina 63]
| |
schril contrast met zijn kordate politieke optreden. Als representant van de jonge flaminganten die zich veelal rond De Goedendag groepeerden, streefde hij naar een zelfstandige Vlaamse staat binnen een sociaal Europa. Zo vooruitstrevend als zijn politieke opvattingen waren, zo conservatief waren zijn jeugdverzen. Achteraf gezien kunnen we deze periode beschouwen als een eerste opstapje naar het echte werk. Gedurende de bezetting richtte Burssens zijn artistieke blik naar voren en ruilde het werk van Gezelle en Beets in voor de nieuwe kunst van Van Ostaijen en Klabund. Zijn eerste bundel, Verzen (1918), vertoonde hier enkele voorzichtige tekenen van. Twee jaar later toonde hij zich in Liederen uit de stad en uit de sel (1920) een modern dichter in de traditie van de internationale avant-garde. Met Piano (1924) beleefde hij zijn definitieve doorbraak. Naar aanleiding van deze bundel zou Van Ostaijen Burssens erkennen als de enige die zich, naast ‘zot polleken’ zelf, met goed fatsoen dichter mocht noemen. Zijn poëzie leek inmiddels in niets meer op de gedichten die hij als romantisch activist had vervaardigd. |
|