ZL. Jaargang 2
(2002-2003)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 48]
| |
Document AMVC-letternhuis
| |
[pagina 49]
| |
Eerste en tweede versie van het gedicht ‘metyl orthotyl quinazolon’ (AMVC-Letterenhuis)
| |
[pagina 50]
| |
Omslag dichtbundel Dysfunctie (AMVC-letterenhuis)
In datzelfde jaar verscheen een fragment van Ernie Wever in de Manteaureeks Werk van Nu. Dirk de Witte leek zich thuis te voelen bij het gereputeerde Brusselse uitgevershuis want een jaar later verscheen eveneens bij uitgeverij Manteau De vlucht naar Mytilene, in 1968 gevolgd door de verhandeling De sport in de literatuur en tot slot in 1969 de verhalenbundel De formule van Lorentz. Eerder, in december 1967, had De Witte ook een gedicht geschreven onder de titel ‘De formule van Lorentz’. Van de bundel waarin dat verscheen, Dysfunctie, bestaat merkwaardig genoeg slechts één exemplaar. Het colofon vermeldt de volgende gegevens: ‘de gedichten werden geschreven in de maand december 1967 van deze bundel bestaat maar een enkel exemplaar opgedragen aan a. manteau en verlucht met een aluchromie van de hand van de schrijver nieuwjaar 1968’.Ga naar eind3 De ‘aluchromie’, een aluminium plaat van 1 mm dik (27,5 × 21,5 cm) die De Witte beschilderde, vormt het omslag van twaalf vellen poëzie. Ook deze bescheiden bundel reflecteert De Wittes obsessionele preoccupatie met de dood. Zo lijkt het eerste gedicht een evocatie van de geboorte van nieuw leven, maar voor de dichter betekent deze geboorte het begin van de dood. De baby is ‘een gordeldier een weke slak / waarin in de afbraak is begonnen / nog voor de cocon werd gesponnen’. Daarna volgen nog drie kortere gedichten met de dood als onderwerp. Angèle Manteau kan zich de bundel nog slechts vaag herinneren. Hij moet geruime tijd op haar bureau zijn blijven liggen, het formaat was nogal ‘onhandig om in de boekenkast te zetten’.Ga naar eind4 Waarschijnlijk heeft De Witte | |
[pagina 51]
| |
Dysfijnctie aan zijn uitgeefster geschonken tijdens een bezoek van haar bij hem thuis. Op 9 december had hij Angèle Manteau namelijk per brief uitgenodigd om een keer langs te komen op de Trolieberg.Ga naar eind5 Dat De Wittes echtgenote, Anneke De Witte-Hoegaerts, sinds 1 oktober 1967 op het kantoor van haar uitgeverij werkte, was voor Manteau een reden temeer om op de uitnodiging in te gaan.Ga naar eind6 Dat nam niet weg dat De Witte zich een ‘miskend auteur’Ga naar eind7 voelde, enigszins onwaardig om door zijn uitgeefster bezocht te worden. Er restte hem nog weinig van de ‘vlegelachtigheid’Ga naar eind8 waarmee hij zijn debuutverhaal aan Manteau had gesleten. Als er volgens hem al een reden was om naar huize De Witte af te zakken, dan waren het zijn ‘twee fantastische honden, de enige wezens met wie ik nog multilaterale gesprekken kan voeren zonder niet begrepen te worden’.Ga naar eind9 Neen, Dirk de Witte was geen vrolijke jongen, hij voelde zich oncomfortabel met de wereld, zichzelf en zijn werk. Hij voelde zich, zeg maar, dysfunctioneel. Dit gevoel droeg bij tot de conceptie van de reeds vermelde romans en tot een gigantische hoeveelheid gedichten, waaronder Metyl orthotyl quinazolon. Als romanschrijver werd De Witte in de pers niet genegeerd, maar een uitzonderlijk talent zonder meer werd hij niet bevonden. Het besef, naderhand, dat hij geen groot romancier was, duwde hem alleen maar sneller richting ‘laatste deur’.
Colofon van Dysfunctie (AMVC-Letterenhuis)
Kortom, tot de gestalte van een belangrijk, groot Vlaams schrijver of dichter is hij nooit uitgegroeid. Al was het omdat de zesendertigjarige De Witte op 27 december 1970 besloot zelfmoord te plegen. Via een plastic darm verbonden met de uitlaat vergaste Dirk de Witte zichzelf in zijn volledig afgesloten auto nadat hij het slaapmiddel Bellanox had ingenomen. Terugblikkend kan de lezer van het gedicht metyl orthotyl quinazolon, het experiment met metaquolone moeilijk anders beschouwen dan een prelude op De Wittes definitieve afscheid van het leven. Ook de gewaardeerde samenwerking met de uitgeverij kon de dood van de ‘miskende’ schrijver niet verhinderen. Het is vooral dankzij Jeroen Brouwers, die uitvoerig over deze zelfmoord schreef,Ga naar eind10 dat Dirk de Witte niet geheel in de plooien van de literatuurgeschiedenis verdwenen is. Na de dood van haar echtgenoot besloot Anneke Hoegaerts om het archief van haar man te ordenen. Hier en daar schreef ze daarbij iets in de kantlijn van een document. Zo ook bij de eerste versie van het gedicht ‘metyl othotyl quina- | |
[pagina 52]
| |
zolon’: ‘geschreven na het nemen van slaappil / dit zijn de laatste regels voor het slapen komen / Dirk vertelde het mij’. Het gedicht bevond zich in een map waarop Hoegaerts schreef: ‘manuscripten die weggelegd waren (voorbij)’. Dirk de Witte had nog wel meer dichtwerk gewikt en te licht gevonden. Het gaat in totaal om 440 handschriften: voornamelijk gedichten, maar ook verhalen en romans. Eenmaal het archief geordend, legde Anneke zichzelf weg, op dezelfde manier als haar man. |
|