ZL. Jaargang 2
(2002-2003)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 28]
| |
LM Document
| |
[pagina 29]
| |
In de begeleidende tekst bij ‘Mademoiselle Claude’ laat Miller weten dat hij zo'n honderd verhalen heeft geschreven, waarvan er enige zijn verschenen in Amerikaanse tijdschriften, en drie boeken, die alle tot dan toe door geen enkele uitgever zijn geaccepteerd. Maar, zo meldt hij, zijn laatste werk, een roman, zal daarentegen binnenkort verschijnen, anoniem.Ga naar eind4 Waarschijnlijk doelt Miller op Tropic of Cancer, het boek dat zijn naam voorgoed zal vestigen in de literaire wereld. Miller begint in augustus 1931 aan Tropic of Cancer. ‘I start tomorrow on the Paris book: first person, uncensored, formless, fuck everything’.Ga naar eind5 De autobiografische roman is een neerslag van Millers ervaringen in Parijs, een rauwrealistisch relaas van zijn avonturen met hoeren en pooiers, berooide schilders en schrijvers en ander uitschot, waarbij geen blad voor de mond wordt genomen. Het blijkt niet makkelijk een uitgever te vinden. In het puriteinse Amerika en Engeland heerst een zware censuur en als er in een roman een onvertogen woord te veel staat, wil een uitgever uit angst voor vervolging nog wel eens bij voorbaat afzien van publicatie. Vóór Miller hadden schrijvers als D.H. Lawrence en James Joyce met hetzelfde probleem gekampt. Zo werden eerder de uitgevers van Little Review, waarin een voorpublicatie van Joyces Ulysses was geplaatst, schuldig bevonden aan het uitgeven van ‘obscenity’ en veroordeeld tot het betalen van een fikse boete.Ga naar eind6 Samuel Putnam, die Millers ‘Mademoiselle Claude’ had gepubliceerd in de New Review, stuurt het verhaal in 1931 aan diverse Amerikaanse uitgevers en krijgt reacties als: ‘plain pornography’, whorehouse stuff en ‘I don't believe we care to publish Mr. Miller’.Ga naar eind7 Het ziet er voor Tropic of Cancer dus weinig hoopvol uit. De uitgever Jack Kahane (1888-1939) en zi)n in de zomer van 1931 opgerichte Obelisk Press probeert met de censuur zijn voordeel te doen. Hij geeft boeken uit die geen ander in de Engelssprekende wereld durft te publiceren. Het logo van de Obelisk Press (waarschijnlijk niet toevallig een fallisch symbool) staat op een deel van de meest controversiële boeken die verschenen zijn in de eerste helft van de twintigste eeuw, zoals Radclyffe Halls The Well of Loneliness en Frank Harris' My Life and Loves. Volgens Sylvia Beach, uitgeefster van James Joyces Ulysses, was Kahane ‘always looking for hot books’.Ga naar eind8 Via bemiddeling van Millers literaire agent William A. Bradley krijgt Kahane midden 1932 het manuscript van Tropic of Cancer te lezen. Kahane realiseert zich direct dat hij eindelijk het manuscript in handen heeft waarop hij altijd heeft gehoopt, het manuscript waarmee de Obelisk Press literatuurgeschiedenis zal schrijven. Niettemin zal het mede vanwege financiële redenen nog twee jaar duren voor de roman in september 1934 verschijnt. In de tussentijd herschrijft Miller zijn tekst aanzienlijk. Ook begint hij aan zijn volgende roman Black Spring, die in 1936 eveneens bij de Obelisk Press verschijnt. | |
[pagina 30]
| |
J. Greshoff en E. du Perron in Parijs, 1935 (Letterkundig Museum)
Hoewel Kahane ervan overtuigd is in Miller een genie te hebben gevonden en met Tropic of Cancer een meesterwerk te hebben uitgegeven, geeft hij weinig ruchtbaarheid aan de verschijning ervan. Op die manier probeert hij vervolging te voorkomen. Dat hij problemen verwacht blijkt duidelijk uit het feit dat hij enkele boeken voorziet van buikbandjes met de tekst: ‘Ce volume ne doit pas être exposé en vitrine’.Ga naar eind9 Vier jaar na het verschijnen bespreekt Edmund Wilson Tropic of Cancer in het Amerikaanse New Republic. Naast loftuitingen en een beschrijving van het werk gaat hij in op het gebrek aan aandacht dat de roman krijgt. Volgens hem zijn de conventionele critici simpelweg geshockeerd. De reden waarom de ruimdenkende journalisten het werk links laten liggen, is volgens Wilson dat zij het zien als een product van het decadente leven in Parijs dat volledig losstaat van wat er in Amerika gebeurt.Ga naar eind10 Enkele dagen later reageert Miller op Wilsons artikel en gaat in tegen de opmerking dat een boek uitgegeven in Parijs geen schijn van kans zou hebben tegenover een in Amerika verschenen boek, dat alle aandacht en zorg krijgt van de uitgever: ‘Without any hocus-pocus of the American publicity agents, almost entirely by word-of-mouth recommendations, Tropic of Cancer has already gone into several editions at a price which for Europe is prohibitive [...] A conspiracy of silence, like censorship, can defeat its own ends. Sometimes it pays not to advertise. Sometimes the most effective, realistic thing to do is to be impractical, to fly in the face of the wind.’Ga naar eind11 Miller besluit met de aan het begin van dit artikel geciteerde opmerking: ‘The best publicity for a man who has anything to say is silence’.Ga naar eind12 Millers felle uithaal is opmerkelijk in het licht van alle inspanningen om zijn werk onder de aandacht te brengen. Terwijl Kahane uit angst voor gerechtelijke vervolging zijn bemoeienis met Tropic of Cancer stilhoudt, begint Miller | |
[pagina 31]
| |
eigenhandig een publiciteits- en verkoopcampagne. Zo schakelt hij vrienden in om het boek aan de man te brengen, sommigen gaan zelfs de Parijse boulvards op om de boeken te slijten.Ga naar eind13 Zelf deelt hij circulaires uit bij boekhandels. Tevens stuurt hij diverse schrijvers en critici exemplaren van zijn boek, met het verzoek het te bespreken. Een van de aangeschreven critici is de Nederlander Jan Greshoff (1888-1971). Op 25 oktober 1936 schrijft Miller hem vanuit Villa Seurat te Parijs:Ga naar eind14 18 Villa Seurat | |
[pagina 32]
| |
Brief van Henry Miller aan Jan Greshoff, 25 oktober 1936 (Letterkundig Museum)
| |
[pagina 33]
| |
Het is allerminst verwonderlijk dat Miller Greshoff aanschrijft, die op dat moment in Nederland een vooraanstaand literair figuur is. Naast zijn dichterschap en bemoeienissen met diverse uitgaven van bevriende schrijvers en uitgevers, is en was Greshoff verbonden aan een groot aantal Nederlandse periodieken. Al in 1908 was hij zijn journalistieke carrière begonnen bij het Dagblad voor Zuid-Holland en 's-Gravenhage. Later werkte hij onder meer voor De Telegraaf, de Nieuwe Arnhemsche Courant en het maandblad Den Gulden Winckel. Hij had bijdragen geleverd aan De Gids en Elsevier's Geïllustreerd Maandblad en was betrokken bij Forum. In 1936 is de dan in Brussel wonende Greshoff onder meer correspondent van de Nieuwe Rotterdamsche Courant en Het Vaderland en redacteur van Het Hollandsche Weekblad en het maandblad Groot Nederland. Vanaf november 1936 treedt hij tevens toe tot de redactie van Kroniek van Hedendaagsche Kunst en Kultuur, waarvan het eerste nummer in juni 1935 was verschenen onder redactie van de schrijver Edouard de Nève en de beeldende kunstenaars Leo Braat, fan Wiegers, Matthieu Wiegman en Johan Polet. Het tijdschrift kan gezien worden als een reactie op de autoritaire cultuurpolitiek in Duitsland, die de vrijheid van de kunstenaar ernstig beknotte. De redactie wilde daarom een objectieve staalkaart van waardevolle internationale kunstuitingen aanbieden, waarbij de veelzijdigheid primeerde op een eenheid van richting of programma.Ga naar eind15 In de diverse bladen behandelt Greshoff regelmatig buitenlandse literatuur: zo schrijft hij tot 1934 voor Den Gulden Winckel en later voor het Haarlems Dagblad en De Groene Amsterdammer over de Franse letteren. Maar over Henry Miller zal hij niet schrijven. Niet alleen schrijft Greshoff zelf voor vele tijdschriften, ook ronselt hij diverse medewerkers. Zo ook zijn vriend Giacomo Antonini (1901-1983), een Italiaanse graaf met een Nederlandse moeder.Ga naar eind16 Midden jaren dertig woont Antonini in Parijs en werkt er als correspondent voor Het Vaderland, waarin hij onder meer over Franse letterkunde publiceert en schrijvers als Jean-Paul Sartre, Gertrude Stein en André Malraux interviewt. Ook in De Groene Amsterdammer schrijft hij, net als Greshoff, over de Franse letteren. Antonini is eveneens thuis in andere buitenlandse literaturen: voor de Nieuwe Rotterdamsche Courant schrijft hij over de Italiaanse letteren, in Forum heeft hij een essay over D.H. Lawrence gepubliceerd en in Groot Nederland over Alexander Poesjkin. Greshoff schrijft Antonini op 4 november 1936: ‘Terloops schreef ik je al over de “Kroniek voor Kunst en Kultuur”. Je hebt het blad bij me gezien, geloof ik. Ik wou aardige geïllustreerde stukken hebben: z.g. superieure journalistiek.’ Greshoff geeft Antonini tevens enige suggesties: ‘B.v. een interview met Roger Martin du Gard over de Thibauden; Van Dongen laten vertellen over zijn jeugdherinneringen (met Speenhoff) met foto's van jeugdwerken; een artikel over Momigliano “Cromwel”, dat een zéér scherpe kritiek op het | |
[pagina 34]
| |
regieme bevat onder het voorwendsel dat het over Engeland gaat! [...] Etc... Stuur mij wat. Jij zit er goed in. Kort, levendig, substantieel.’ Ook in volgende brieven blijft Greshoff aandringen: ‘De Kroniek heeft goede vooral niet te lange geïll. kopy noodig. Ook van jou’ en: ‘Ik denk dat K.K.K. graag stukken wil hebben’, schrijft hij in januari 1937. In een brief van 2 maart 1937 laat hij Antonini weten: ‘Wil je er goed rekening mee houden dat Gr. N. andere eischen stelt, dan KKK. Voor KKK is journalistieke informatie gewenscht, voor G.N. verwacht ik een studie: beknopt en in de diepte.’ In februari 1937 verschijnt Antonini's eerste bijdrage aan de Kroniek voor Hedendaagsche Kunst en Kultuur, handelend over... Henry Miller. Ondanks Millers smeekbede aan Greshoff komt het idee voor dit artikel niet uit diens koker. Op 13 november 1936 schrijft Antonini aan Greshoff: ‘Wat K.K.K. betreft, ik heb op het antwoord van Roger Martin du Gard gewacht; maar er is weinig of niets met hem te beginnen; hij beweert in Holland geen lezers te hebben etc. [...] Ik wou je nu om te beginnen voor K.K.K. een stuk zenden over Henry Miller - een hoogst eigenaardige Amerikaansche schrijver, wiens boeken in Amerika verboden zijn; het stuk zou niet een critiek van zijn boeken zijn, maar meer een portret van Miller zelf.’ En op 24 november schrijft Antonini: ‘Hierbij “Henry Miller”, ik hoop dat het zo goed is’. ‘Het is werkelijk een toeval geweest dat mij Henry Miller heeft doen ontmoeten’, laat Antonini aan het begin van zijn portret weten; hij volgt de Amerikaanse literatuur namelijk alleen vanuit de verte en met geringe belangstelling. ‘Maar zoodra ik Miller gezien had en een uur met hem had gesproken voelde ik het verlangen hem en zijn boeken beter te leeren kennen.’ Beide zijn niet te scheiden, zo meent Antonini: ‘het is zijn persoonlijkheid die in zijn beide romans het meeste treft, terwijl men naar hem luisterend het gevoel heeft een van zijn boeken te lezen’. Ook in zijn artikel herhaalt Antonini wat hij eerder aan Greshoff schreef: Miller is een van de merkwaardigste mensen die men in Parijs tegen kan komen. Toch is Miller, anders dan bij vele andere literaire en artistieke zonderlingen, zeker geen poseur: hij heeft juist ‘alleen de behoefte zichzelf te zijn, volkomen, zonder eenige beperking’. Dit uit zich ook in zijn werk: ‘hij wilde een boek schrijven dat geheel van hem zou zijn, niet alleen omdat hij het geschreven had, maar ook omdat het boek zoo geheel van zijn persoonlijkheid doordrenkt zou zijn, zijn leven en levensopvatting zoo geheel weergegeven dat het onmogelijk door een ander geschreven zou kunnen zijn.’ Antonini schetst kort Millers levensloop en haalt enige anekdotes aan over diens eerste maanden in Parijs. ‘Uit de vele en velerlei ervaringen van zijn leven, vooral van zijn bestaan in Parijs, groeide “Tropic of Cancer” en later “Black Spring”. Zooals hij geleefd heeft en leeft, zoo heeft Miller ook willen schrijven: eerlijk, ongekunsteld en vrijuit.’ Ook gaat hij in op de censuur: ‘De dingen noemt hij bij den naam, en daar hij veel spreekt over dingen die men in Amerika niet eens aanduidt, laat staan bij den naam noemt, is hij natuurlijk | |
[pagina 35]
| |
onmiddellijk op de zwarte lijst gekomen. De censor heeft Henry Miller's werken de toegang in Amerika verboden’. En: ‘Dat de amerikaansche censor eens te meer ongelijk heeft gehad wordt een ieder duidelijk die “Tropic of Cancer” of “Black Spring” met aandacht leest. Het zijn stellig geen boeken die men een jongmeisje bij voorkeur ten geschenke zal aanbieden, Miller neemt nooit een blad voor de mond, geen enkel scabreus of wreed-realistisch detail vermag hem af te schrikken. Maar met dit al is hij nooit en nergens “pornographish”, zooals de censor beweert.’ Antonini besluit zijn portret met de woorden: ‘Zoo is Henry Miller, een honderd procent amerikaansche schrijver voor wie het puriteinsche Amerika vooralsnog haar poorten gesloten houdt.’Ga naar eind17 Overigens zou pas in 1961, bijna vijfentwintig jaar later, na een lange juridische strijd de eerste Amerikaanse uitgave van Tropic of Cancer verschijnen. Naar aanleiding van dit artikel schrijft Miller op april 1937 opnieuw een brief aan Greshoff:
Brief van Henry Miller aan Jan Greshoff, 4 april 1937 (Letterkundig Museum)
| |
[pagina 36]
| |
Hoewel Greshoff in zijn brieven aan Antonini steeds beklemtoont dat hij geïllustreerde kopij nodig heeft, wordt er bij het artikel geen portret van Miller afgedrukt. Wat er met de foto is gebeurd en of Miller hem ooit heeft teruggekregen, is niet achterhaald. Evenmin is bekend op welk derde boek Miller in zijn brief alludeert. Zijn volgende roman Max and the white Phagocytes verschijnt pas in 1938. Mogelijk bedoelt hij Aller retour, een kleine uitgave in beperkte oplage van een brief van Miller aan Alfred Perlès over zijn bezoek aan Amerika, of Scenario, een op Anaïs Nins roman Incest geïnspireerd scenario. Beide zijn in 1935 verschenen, dus voor de publicatie van Black Spring bij de Obelisk Press. Of Greshoff Miller heeft teruggeschreven is niet achterhaald en ook is onbekend of Miller hem zijn werk heeft gestuurd. De catalogus van de veiling van de bibliotheek van Greshoff door J.L. Beijers te Utrecht op 23 juni 1981 bevat alleen Nederlandstalige literatuur. In elk geval bespreekt Greshoff nergens Tropic of Cancer of Black Spring. Voor zover bekend verschijnt er over deze boeken in de daarop volgende jaren zelfs geen enkele kritiek in Nederland. Niettemin verkopen de boeken van Miller er goed. In het post scriptum van zijn brief van 4 april laat hij Greshoff immers weten: ‘Curiously enough it is in Holland that my books have the largest sale.’ In 1962 verschijnt bij De Bezige Bij onder de titel Kreeftskeerkring de eerste Nederlandse vertaling. Vele herdrukken volgen. Zou Miller dan toch gelijk hebben gehad met zijn opmerking dat stilte de beste publiciteit is voor iemand die wat te zeggen heeft? |
|