ZL. Jaargang 1
(2001-2002)– [tijdschrift] ZL– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
Kaartje van Herman Teirlinck in verband met Vlaamsche Oogst, 25 december 1903 (collectie Herckenrath).
| |
[pagina 43]
| |
Karel van de Woestijne
| |
[pagina 44]
| |
ke toestanden meêrukten, en zuiverder mieken het begrip van en het streven om sociale rechtvaardigheid: dit bracht er hun toe, ook andere dan louter literaire idealen te voeden. Veel eenheid van meening over vele zaken was het, dat de ‘Van-Nu-en-Straksers’ als meer dan eene letterkundige groepeering liet vooruittreden. En, na dat hun tijdschrift op had gehouden, meer dan een jaar lang, te verschijnen, mochten zij, zelfstandig, solidair en zelfbewust, naar voren komen, onder nieuwen vorm, die niet alleen uiterlijk was. Vermeylen schreef zijne ‘Kritiek der Vlaamsche Beweging’ die aller uitspraak mocht heeten. En Mesnil, nieuw-bijgetreden, zei, in sociale opstellen, wat veler overtuiging was. Maar niet alleen hun gedachten-wereld werd klaarder uitgesproken: ook hun kunst schoot dieper wortel, sproot uit in nieuwe looten; want de eerste jaargang dezer nieuwe reeks bracht de schoone kracht aan van Streuvels' proza, en de verzen van van de Woestijne. Zoo groeiden zij steeds hooger en steeds dieper, en de vruchten werden rijp en goed. Zelf-analyse (zoo ze is uitgesproken in stukken als ‘Stroomingen in de Diepte’ en ‘Een Jeugd’), en liefde voor hun land dat ze, zoo niet als flamingant, dan toch als bewust Vlaming beminden (en spraken uit in werken als van Buysse, en Streuvels, de Bom en Baekelmans, en Teirlinck die later, en eerst als gevoelig dichter, bijtrad) mieken sterke, eigen-aardige prozaschrijvers; en de dichters wilden niets schuldig zijn, en trachtten hun-zelven te blijven, 'tzij ze zongen van hun-zelven, 'tzij van hun land. Hun getal wies aan, en ‘Van Nu en Straks’ werd, om zijn ernst, ontzien en invloed-rijk. Thans kan het niet blijven voort-bestaan: andere bezigheden zouden zijne opstellers innemen, die misschien van meer praktisch nut zullen zijn voor hun volk. Want zij gelooven dat ze tot taak hebben nuttig te zijn voor hun volk. Dáarom schreven zij, of dáartoe zwenkte hun schrijven, dat hun volk zou bekend worden, en door bekendheid rijker. En ze willen ook meer doen dan schrijven ten bate dier bekendheid: want hun arbeiden moet zijn dat hun volk zich ontwikkele: dit is hun streven, in grooten deele, van thans.
Eene intellectuëele groepeering, die meer deed en wilde dan literatuurtje spelen, en werkelijk, in eigen land, meer en beters schiep dan alleen letterkundige beweging, mocht niet bedolven blijven in een weinig verspreid, thans verdwenen, tijdschrift. Wij verzamelden, met dit doel, deze bloemlezing, die moge de Spiegel en de Fakkel zijn, waar men 't geestesleven dier jonge mannen in leven zie, en lichten moge en liefde doen ontbranden bij wie oogen heeft voor een zwaren tak van den Nederlandschen stam. |
|