De zingende en speelende dienstmaagd
(ca. 1805)–Anoniem Zingende en speelende dienstmaagd, De– Auteursrechtvrij
[pagina 27]
| |
Wys: Waar of myn Rosalinde blyft.1.
Wel wat krioelt het op den Dam!
Geheel de Stad loopt saam!
't Is of'er Bonaparte kwam;
Of iemand uit zyn' naam,
En dat 's nochtans het zaakjen niet,
Het loop nog wel wat aan,
Eer men die Held en Staatsman ziet,
Waar nu die Menschen staan.
2.
Hoe druk is ieder aan de praat,
Of fluistert, lacht, of gromt!
Onnooz'laar vraagt, wat daar toch staat,
En wat 'er verder komt?
Het Brombast zegt: ,, een loos van hout
,, Die dat niet ziet is blind;
,, Het is een Beurs, de Beurs is te oud;
,, Verstaat gy 't nu, myn Vrind?”
3.
,, Wel mummelt Besjen, die dit hoort,
,, Dezulken zyn 'er meêr,
| |
[pagina 28]
| |
,, Want, trek de Beurs, is telkens 't woord;
,, Dat slyt geweldig, Heer;
,, De myne althans is, op een prik,
,, Het evenbeeld van my:
,, 't Gebruiken knaauwt, ja, dat weet ik,
,, Versta je? En wat weet gy?”
4.
,, Ik weet,” valt hier een Snyder in,
(Hy had een kroesje in 't hoofd,)
,, Ik weet, dit is nog maar 't begin;
,, 'Er is nog meer beloofd:
,, Men legt een teelt van Haazen aan,
,, Zy komen dra byeen
,, nN 't Huis dat gy hier op ziet staan;
,, Wat vlugjes, naar ik meen.”
5.
Piet Wysneus lacht om dit gesnap,
En noemt den Snyder gek:
,, Staak,” zegt hy, ,, staak uw zotteklap,
,, Pas beter op uw bek,
,, Of ligtlyk komt 'er iemand voor,
,,Die u wel zwygen doet:”
Hier meê ging Meester Snyder dóór;
Het ventje had geen moed.
6.
Dit voelde Wysneus trotsche waan,
Des ging de Snorker voord,
En zegt: ,, hier komt de Beurs te staan,
,, Gelyk ik heb gehoord,
| |
[pagina 29]
| |
,, Van iemand die het weeten kan,
Een Koopman deezer Stad:”
Een ryk en en zeer verstandig Man,
Die nooit geloogen had.
7.
,, En dan een Koopman,” zeide een paai,
Van byna tagtig jaar:
,, Kyk, goede vriend, dat's extra fraai;
,, Ik meen die Man is raar:
,, 'T is tog gelyk hy heeft gezegt,
,, Hier word een Beurs gebouwd;
,, Ja ja, een Koopmans Beurs dat' recht.
,, Al is hy maar van hout.”
8.
Een Lafbek, die zig zelv' verkoopt,
Voor een verfynden geest,
Zei nu: All' wat men heeft gehoopt
,, Is ongegrond geweest:
,, Reeds wankelde voor lange tyd,
,, De Beurs van Amsteldam;
,, Nu zyn wy heel het hachjen kwyt.
,, Waar elck een brok van nam.
9.
,, Mercuur is nu een houten Klaas:
,, Zyn slangen hangen neêr,
,, Zyn Buidel is een Varkens Blaas
,, Vol wind, en ook niet meer,”
Een Burgerman door dit gesmaal
Getroffen, nam het woord,
| |
[pagina 30]
| |
En zeide: ,, Ik heb u laffe taal,
,, Nu lang genoeg gehoord;
10.
,, By God, gy zyt de grond niet waard'
,, Waarop gy u bevindt,
,, De beste grond van heel deeze Aard,
,, Gy zyt een Bastaard-Kind:
,, Ga naar Siberiën Schavuit,
,, En stort daar uwe gal,
,, Uw zwarte gal ten vollen uit,
,, Daar 't niemand schaden zal;
11.
,, Neen, Amstels Koopbeurs wankeld niet,
,, Zy is op trouw gegrond,
,, Op schranderheid, die schatten biedt,
,, Uit heel het Waereldrond:
,, Van steen en kalk moet niet gemeld,
,, Dat is de Beurs niet, neen;
,, Een kop die weet, een kist vol geld,
,, Dat is de Beurs alleen.
12.
,, En deeze Beurs mag nog zoo hecht
,, Als ze immer was, genoemd,
,, Zy wordt ook daarom nog, te recht,
,, In Oost en West geroemd:
,, Geen Hamburg kan haar bloozen doen
,, Antwerpen vreest zy niet;
,, 't Is alles mostaart naa den noen,
,, Waar de Amstel handen biedt:
| |
[pagina 31]
| |
13.
,, Zie, Onverlaat, zie waar men thans
,, De houten Noodbeurs zet,
,, Zie naar dat Huis, zoo ryk in glans,
,, De Tempel van de wet,
,, Daar kent men grondig de waardy,
,, Der Beurs van Amsteldam,
,, Des plaatste men haar zoo naby,
,, Nu 't op verplaatsen kwam.
14.
,, Zie eens hoe eng niet zyn verëend.
,, Broos hout, en vaste steen:
,, ô, Dat's gewisselyk wel gemeend!
,, Hier sprak verstand alleen:
,, Hy die zyn welzyn waarlyk kent
,, Word hier tot dank gewekt,
,, Dewyl hy ziet dat zyn Regent
,, De Beurs aan 't Raadhuis trekt.”
15.
Zoo sprak die waardige Amstellaar,
En zoo sprak hy met recht,
Als Lafbek niet geweeken waar'
Hadd' hy nog meer gezegt:
Spreekt Amstellaaren, spreek als hy,
Dan spreekt gy waarlyk goed,
Beschaamt altoos de spotterny,
Wyl zy altoos schade doet.
|
|