De zingende en speelende dienstmaagd
(ca. 1805)–Anoniem Zingende en speelende dienstmaagd, De– Auteursrechtvrij
[pagina 32]
| |
Stem: Ach Cloris myn liefje waar heen.O heldere Morgen-zon;
Verwarm de koele bron,
U lieffelycke straalen,
Die gy doet daalen,
Op 't weeldrig aardryk neer,
Voldoen myn lust en begeer,
't Natte bedoude Groen,
Moet ghy haar wasdom voledoen,
U koesterende Vuure,
Dwingt de Natuure,
't Bedruppelde telg en blad,
Word door u kragtig omvat.
De Bloempjes buigen haar neer,
Verbryden en meld u eer,
Elk kruytje op zyn wyze;
U bloeijende pryze,
Zelfs het klaverryke veld,
Gestadig u lof vermeld.
't Kweelende Pluimgediert,
Dat op haar Veder swiert,
Des 's morgens u pryzen,
En u eer bewyzen,
Zelfs het redelooze Vee,
Die roemt u luister met vreê.
O zon gy ryst in 't Oost,
U glans nimmer verbloost,
Gy daalt in het Westen,
Dan duykt gy in u vesten,
Tot aan de dageraat,
Als ge uit u kameren gaat.
|
|