De zingende en speelende dienstmaagd(ca. 1805)–Anoniem Zingende en speelende dienstmaagd, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 14] [p. 14] Aanspraak, van een Minnaar tot zyn Lief Roselinde. 1. Lief vriendin die ik beminnen, Lief vriendinne hoord my aan, Gy staat in myn hert en zinnen, 'k Bid u laat my troost ontfaan, Tot u alleen is myn verlangen, Door de liefde en rechte zin, Lief Rosalinde, myn welbeminde, Aanhoort myn rede hoe 'k u bemin, bis. 2. Niemand op de g'heeel Aarde, Die myn hert behagen kan, Als gy maget vol van waarde, Ach aanhoort myn bede dan, Laat my nu troost van u verwerven En geef gehoor aen 't geen ik vraag Lief Rosalinde, myn welbeminde, 't Is al agtien maanden dat ik liefde draag. 3. Toen durfd' ik u niet spreeken, Om te klaagen myne smert, Ik liet myne traane leken, Door de liefde aan myn hert, Als ik aanzag u minzaam weezen, Of dat ik hoorde uwe taal, [pagina 15] [p. 15] Lief Rosalinde myn welbeminde, 'k Bid u maak een einde aan myn droeve kwaal. 4. Nu ik neem de stoutigheden, Om te vragen uwe trouw, Lieve Lief steld my in vrede, Help een minnaar uit den rouw, Want gy staat in myn hart geschreeven En niemand anders wil ik nooit, Lief Rosalinde, myn welbeminde, Gy zyt die 'k minne zal tot aan de dood. 5. Minnaar uwe zoete woorde, Dwingen ook myn teer gemoed, Als dat ik op alle zoorten, Tot u liefde draagen moet, Zyt dan standvastig in u liefde, Ik zal ook weezen uw Huisvrouw, Houd Rosalinde, voor u beminde, Laat ons zamen treden in de egten trouw. 6. Nu ziet men in vreugde leeven, Rosalinde met haar vriend, Wie kan meerder liefde geeven, Als m'in deez' twee herten vind, Zy zyn door liefd' malkaar geneegen, Geheel minzaam ende liefde al, Lief Rosalinde, met u beminde, Niemand als den schepper die u scheiden zal. Vorige Volgende