De zingende en speelende dienstmaagd
(ca. 1805)–Anoniem Zingende en speelende dienstmaagd, De– AuteursrechtvrijWys: Daar was een Meisje van Amsterdam.1.
Wat vreemde mode ziet men weer
Al van zo menig kaale Heer,
Een Jas met vyf Kakstoelplanken,
ô Jeetje wat staat dat wonder net,
Doch ik zou 'er wel voor bedanken.
2.
Ieder Kraag een duimpje van malkaar,
Ei kyk wat staat dat wonder raar,
't Is om hen rug te dekken,
Voor storm of felle hagelbui,
Schoon men 'er mee moet gekken.
3.
Wanneer het eenmaal Kermis was,
Hansworst had uit plaizier zoo'n Jas,
| |
[pagina 12]
| |
Om 't Volk eens te vermaaken,
Eens aangedaan wat zegt men dan,
ô Dat zyn zotte Snaaken.
4.
't Is gekheid wat die Man verricht,
Maar daar ons Natie heel verlicht,
Zou men die zotte grillen,
Die men thans alle daagen ziet,
Maar zo verdraagen willen.
5.
Daar by komt nog dat menig gek,
Zomtyds uit schaarsheid of gebrek,
Om een langen stok te koopen,
Een stokje draagen van een el,
Zo ziet men ze by hoopen.
6.
Dan pronken zy nog op hun Neus,
Al met een Bril, dat staat curieus,
En kaal geschooren Ooren,
Kyk dat is eerst de regte trant,
Wie zou dan niet bekooren.
7.
Een ronde Hoed zeer klein van rand,
Op zy gezet dat is de trant,
En dan wat veel gramassen,
Te maken, staat zeer wonder schoon,
't Wil by die kleeding passen.
8.
Onlangs toen zag ik nog grooter Gek,
Die had misschien uit groot gebrek,
| |
[pagina 13]
| |
Om een heele Jas te koopen,
Een Rompje over zyn Rok gedaan,
En ging daar zo mee loopen.
9.
Belachelyk was die zotte Snaak,
De mode was tog zyn vermaak,
Hy treden als een Paauwtje,
Die vuilnis tusschen de Toonen had,
En toonde een Brutaaltjen.
10.
Maar jammer was 't dat die Gek,
Geen baard had om zyn melkbek,
Hy maakte een parade,
Zyn Hoofd ging als een Toornhaan,
Die na de wind zig draaide.
11.
Zo is 't thans alhier gesteld,
De mode verkwist vry wat geld,
Schoon men veel heeft te pakken,
Laat ieder van die zotterny,
Zyn Broek meest zonder zakken.
12.
Als 't maar gespannen zit aan 't Gat,
Of 'er geld in is, wie raakt het wat,
Men kan zig tog vermaaken,
By Meisjes van de eerste zwier,
En kyk dat zyn hun zaaken.
|
|