Het zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen(ca. 1860)–Anoniem Zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Herderslied. Wijze: Van Coridon. Op mijn fluitje wil ik spelen, Vrolijk van mijn herderin, Ik moet eens een deuntje kweelen, Want ik haar opregt bemin, Echo bootst mijn stem toch voort, Dat mijn Silvia het hoort. 2. Silvia! aanhoort mijn keeltje, Want het tot uw lof nu zingt, Dat zoo klaar gelijk een veeltje, Door het groene boschje klinkt; Komt toch aan op het geluid, Van mijn schoone herdersfluit. 3. Ik helaas! bedroefde herder, Moet alleen mijn schaapjes hoên, En mijn Silvia gaat verder Weiden in het malsche groen; Of ik haar drijf achteran, Ik haar toch niet krijgen kan. 4. Herderin! wil mij toch hooren, Ik bid u, blijf een weinig staan, Neig tot mij uw klagt en ooren, [pagina 57] [p. 57] En zie toch mijn lijden aan; Zie, hoe dat ik in mijn hart Lij ondragelijke smart. 5. Mogt ik eens mijn Liefje spreken, Daar zij weidt al aan de kant, Van de klare waterbeken, Daar veel bloempjes zijn geplant; Dat ik haar daar vinden zou, Verdreven was al mijn rouw. 6. Dat ik haar maar wist te vinden, Dadelijk zou ik mij spoên, Door de digt beblade linden, Om te komen in het groen; Ras mijn schaapjes treedt wat voort, Want haar stem heb ik gehoord. 7. Silvia hoor ik daar zingen, Hemel wat een zoete toon, Al mijn aderen die springen, Daar is geen snarenspel zoo schoon; Want de klare beke springt, Wanneer dat mijn liefste zingt. 8. Hoe zal ik u dan met kusjes, O mijn zoete Silvia! En met lieffelijke lustjes, In mijn armen nemen dra; Want uw zoete roode mond Kon mijn hart maken gezond. 9. Princes! herderin! ik hake Naar de ure, dat ik jou Zal in de echtstaat genake, Dan zult gij zijn mijne vrouw, En de schaapjes zullen meê, Zijn vereenigd op die steê. Vorige Volgende