Het zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen(ca. 1860)–Anoniem Zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Het wachtende Meisje. Wijze: Laatstmaal toen ik in 't Meisaizoen. Wat wordt het laat, de klok slaat acht, Waarof mijn Dorus blijft? 't Valt moeilijk als men iemand wacht, En als de vrees ons drijft, Te twijflen aan zijn trouw, Hij heeft misschien berouw, Dat hij een meisje zonder geld Gevraagd heeft tot zijn vrouw. bis. 2. Maar foei, wat doet het ongeduld Mij onregtvaardig zijn, 'k Veroordeel hem wis buiten schuld, En doe mij zelven pijn. [pagina 54] [p. 54] Ik ken zijn braaf gemoed, Hij zoekt geen geld of goed, Maar een getrouw en teeder hart, Dat aan zijn wensch voldoet. bis. 3. Weg, weg met ongegronde vrees, 'k Verlang naar hem met smart, Opdat ik in zijn oogen lees 't Gevoelen van zijn hart; Blijft Dorus mij getrouw, En wordt ik eens zijn vrouw, Dan leeft er geen vorstin op aard, Daar k meê ruilen zou. bis. 4. Geen groote staat of overvloed, Ons 't waar genoegen geeft, De liefde die het hart verzoet, Maakt dat men vrolijk leeft; Dan deelt men vreugde en druk, Geluk en ongeluk, En draagt, getroost en welgemoed, Te zaam het huwlijksjuk. bis. 5. Maar ach! nog komt mijn minnaar niet, Elk uur schijnt mij een dag, Wat baart zijn afzijn mij verdriet, Wat of hem deeren mag? Ik zie alweêr eens uit, Maar zacht, ik hoor geluid, Hij is 't, o ja! hoe klopt mij 't hart, Kom, Dorus! kus uw Bruid. bis. Vorige Volgende