Het zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen(ca. 1860)–Anoniem Zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Neemt het voor lief. Wijze: Toen Pierlala lag in de kist. Gij vergt mij, dat ik zingen zal, Dat heb ik niet geleerd, Mijn keel is schor en ik wat mal, Maar als gij 't toch begeert, Welaan dan, luistert naar mijn lied, Maar zingen is mijn ambacht niet, En zoo u dit niet aan en staat, Loop dan daar 't beter gaat. 2. Een mensch dat is een aardig dier, Een wijfje is toch geen wijf, [pagina 52] [p. 52] Een ieder malt op zijn manier, Is twee en drie geen vijf; Een meisje is niet van hout gemaakt, Elk eet liefst dat hem lekker smaakt, En 't geen ik u verzekeren kan, Mijn vader was een man. 3. Ik wensch de vrienden al te maal, Te leven menig jaar, Mijn beurs is plat en ik wat kaal, Twee hoenders maakt een paar. Een vogel is een pluimgediert', Een nachtuil veel in 't donker zwiert, En zoo men in de boeken leest, Een varken is een beest. 4. Wanneer ik alles wel beschouw, Een kat heeft maar een staart, En raaf is altijd in den rouw, Ook dan wanneer hij paart. Maar 't wonderbaarste van dit al, Is 't geen ik u verhalen zal, Dat, wie is 't die 't gelooven zou, Mijn moeder was een vrouw. 5. In bed te slapen is geen kunst, Een haas slaapt in het veld, Stoklagen krijgen is geen gunst, Mooi praten geeft geen geld. Maar dat houdt men toch voor gewis, Dat ham met mosterd lekker is, En men gelooft in 't algemeen, Dat twee meer zijn dan één. 6. Het vrolijk zijn is onzen wensch, Een trekmuts is geen broek, Een boer lijkt zeer veel naar een mensch, Struif is geen peperkoek. Een wind, dat is geen onweêrslag, [pagina 53] [p. 53] Al waar' het ook bij zomerdag; Maar dat is zeker en gewis: Dat liegen zonden is. 7. Jufvrouwenmondjes kussen fijn, Een pannekoek is plat, Pompwater laat ik voor den wijn, Die niet meer lust is zat. Een olifant die is geen mug, Een kemel draagt meer op zijn rug, Dan zeven vlooijen kunnen doen, Een oorvijg is geen zoen. 8. Wanneer gij snorkers wordt gewaar, Zoo blaast eens dat het kraakt, Het oude spreekwoord zegt ons klaar, Dat zingen dorstig maakt; Ik kan niet drinken zonder drank, De wijn geeft toon en maat en klank, En houdt toch altoos voor een les: Elk liedje kost een flesch. Vorige Volgende