Het zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen(ca. 1860)–Anoniem Zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Buitenlied. 's Morgens als de zonnestralen, Liefelijk met zachten glans, Op de bloempjes nederdalen, Van den blaauwen hemeltrans, Kan dan wel een Minnaar slapen? Die voor 't minnen is geschapen? Daar alles leeft in rust en vree, Roep ik hoezee! roep ik hoezee! 2. Zoo wandel ik eens op en neder, Ontmoet ik mijn Lizette dan, Dan vlei ik haar zoo lief en teeder, Dat zij mij niets weig'ren kan; Ja dan spreek ik van de liefde, Die ons beider harte griefde, Daar alles leeft in rust en vree, Roep ik hoezee! roep ik hoezee! 3. Zoo verlaten wij elkander, Ieder heeft zijn bezigheid, 't Een vermaak volgt op het ander, Buitenlucht geeft vrolijkheid. 'k Ga uit vog'len en uit visschen, 't Vangen kan mij zelden missen, Breng ik Lizette dan iets mee, Roept zij hoezee! roept zij hoezee! [pagina 42] [p. 42] 4. Dan kom ik weder bij Lizette, In den zoelen avondstond, 'k Verheug mij, niets kan dit beletten, Daar ik mijn vermaak in vond; O dan spreek ik weêr van liefde Die ons beider hart doorgriefde, 't Meisje wordt er door gedwee, 'k Zing hoezee! ik zing hoezee! Vorige Volgende